Terwijl Palestijnen zelfmoordaanslagen plegen en Israëliërs keihard terugslaan, kijken jonge mensen uit beide kampen terug op hun ontmoeting in Amsterdam, elf jaar geleden. Net zoals toen hopen ze op vrede, maar hun wanhoop is niet ver weg.
Twee jaar geleden werd de vader van Hisham Abdallah doodgeschoten door Israëlische militairen. Ze wilden zijn huis bij Ramallah doorzoeken, omdat ze zijn broer – ten onrechte – verdachten van lidmaatschap van Hamas. Zijn vader hoorde geluiden, hij dacht aan dieven. Gewapend met een pistool ging hij het dak op en vuurde kogels af. De militairen schoten terug. Ze raakten hem in het hoofd.
,,Dat heeft mij alleen maar in mijn overtuiging gesterkt dat de bezetting moet ophouden”, zegt Abdallah. Hij is journalist bij het persbureau Agence France Presse in Jeruzalem en woont in een dorpje bij Ramallah. Hij was erbij toen Palestijnen in augustus 2000 twee Israëlische militairen lynchten. ,,Het was de enige keer in mijn leven dat ik echt bang was. Ik zag hoe intens de haat was tegen de bezetters.”
Het is dezelfde Hisham Abdallah die elf jaar geleden zei: ,,Als wij politici waren, was er allang vrede.” Toen, najaar 1991, verbleef hij met negen andere Palestijnen en acht Israëliërs op uitnodiging van D66 in Amsterdam. De Israëliërs, in meerderheid studenten, waren lid van Ratz, een partij die ijverde voor gelijke rechten van joden en niet-joden in Israël en voor de stichting van een Palestijnse staat, en die tegenwoordig onderdeel uitmaakt van Meretz, een linkse partij die hetzelfde voorstaat.
Van de groep Palestijnen waren de meesten student die op de Westelijke Jordaanoever woonden. Ze logeerden in Amsterdam bij gastgezinnen – telkens één Palestijn en één Israëliër – en ze trokken ruim een week intensief met elkaar op.
Indertijd was ik betrokken bij de organisatie van het bezoek en de afgelopen tijd vroeg ik me vaak af hoe het met hen zou gaan. Kijken ze verbitterd terug op hun idealisme van toen, of geloven ze nog steeds in vrede? Ik besloot het hun te gaan vragen en nam het vliegtuig naar Israël. De meeste Israëliërs kon ik vinden, maar met de Palestijnen kwam ik moeilijker in contact en dan alleen per telefoon.
De groep behoorde in 1991 tot een voorhoede. Het was Israëliërs nog verboden contact te hebben met PLO-leden, terwijl het voor Palestijnen niet gebruikelijk was om op vriendschappelijke voet met Israëliërs te verkeren. Ze werden het toen eens over de oplossing van het conflict: beëindiging van de Israëlische bezetting en de vorming van een Palestijnse staat. En elf jaar later staan zowel Israëliërs als Palestijnen nog steeds achter deze oplossing.
Kemphanen
Maar vrede lijkt nu verder weg dan ooit. Nadat twee jaar geleden de vredesonderhandelingen tussen toenmalig premier Barak van Israël en PLO-leider Arafat in Camp David waren mislukt, begonnen de Palestijnen met zelfmoordaanslagen en pleegden de Israëliërs vergeldings- acties. Ze staan tegenover elkaar als kemphanen die elkaar de zee in willen drijven, wat ook zijn weerslag heeft op de groep die elf jaar geleden naar Nederland kwam.
Want ja, op sommige punten staan zij ook tegenover elkaar. Zo is de Israëliër Ilan Bar (43, architect) hevig teleurgesteld in Arafat. Elf jaar geleden zei hij: ,,Een van de sleutelbegrippen om de kloof te overbruggen, is zelfkritiek. Dat geldt voor hen, maar net zo goed voor ons.” Nu vindt hij dat de Palestijnen wel eens wat kritischer naar zichzelf zouden mogen kijken. Volgens hem had Arafat het vredesaanbod van Barak met beide handen moeten aannemen. ,,Geen enkele Israëlische premier heeft ooit zo zijn nek uitgestoken.” Waarom moesten de besprekingen tussen Barak en Arafat twee jaar geleden stuklopen op een ondergeschikt punt, over iets waarover elf jaar geleden helemaal niet gesproken was, namelijk het recht op terugkeer van Palestijnen naar hun woonplaats of naar die van hun familie? Bar: ,,We hadden het over een Palestijnse staat en de verdeling van Jeruzalem, niet over de teruggave van Netanya of Haifa.” Maar volgens de Palestijn Hisham Abdallah was dat recht op terugkeer eerder wel degelijk een issue. ,,Maar de praktische betekenis is beperkt, want de meeste buitenlandse Palestijnen willen helemaal niet terug.”
Abdallah denkt dat Arafat voldoende waarborgen heeft ingebouwd om te zorgen dat het joodse karakter van de staat Israël gehandhaafd blijft. Maar Bar blijft van mening dat de Palestijnen niet van twee walletjes kunnen eten: én een eigen staat én een deel van Israël. Zijn vrouw Vivi Wolfsohn (39, wethouder Welzijn in Givatajim bij Tel Aviv) denkt dat de mislukking van Camp David ook aan Barak lag, die te snel resultaat wilde boeken. Zij gelooft dat er na heel veel bloedvergieten wel vrede zal komen, maar ze is bang dat het resultaat voor de Palestijnen niet beter zal uitpakken dan vóór het mislukken van de onderhandelingen.
Gaby Laski (34) was tot voor kort directeur van Vrede Nu en werkt nu als advocaat bij de `Public Committee Against Torture’ in Israël. Elf jaar geleden,in het gebouw van de Tweede Kamer, riep Gaby haar regering op concessies te doen aan de Palestijnen. Daar staat ze nog steeds achter. Wel is ze teleurgesteld in sommige Palestijnse vrienden die de terreur niet veroordelen. Toch wil ze blijven praten met Palestijnen die nog wel in vrede geloven. ,,Elf jaar geleden werkten we samen aan de opbouw van iets nieuws. Nu voelen we ons allebei door de anderen in de steek gelaten. Maar wij zijn de onderdrukkers, we kunnen niet van de Palestijnen verwachten wat we van onszelf eisen.”
Waar Gaby geen excuus voor kan vinden zijn de zelfmoordaanslagen. De andere Israëliërs denken er net zo over. Maar ook onder de Palestijnen staat niemand achter deze vorm van terreur. Tahreer Taha (35, tekenlerares) woont nu in Jenin, waar veel zelfmoordterroristen vandaan kwamen. Tahreer kende geen van hen persoonlijk, maar ze weet dat een collega, leraar bij op haar school, met plannen rondliep. Zijn vrouw hield hem tegen en inmiddels hebben de Israëliërs hem opgepakt. Tahreer kan wel begrijpen dat mensen zich opblazen: ,,Het geeft voldoening om mensen te straffen die jou pijn hebben gedaan”, maar toch is ze er tegen: ,,Israëliërs zijn ook mensen.” Dat is iets wat ze zich elf jaar geleden pas realiseerde, en daarom koestert ze nog steeds hoop op vrede.
Vakantiehuisjes
Initiatiefnemer van het bezoek was Boris Dittrich. Hij is nu Tweede-Kamerlid voor D66 en destijds was hij rechter in Alkmaar en fractievoorzitter van D66 in Amsterdam-Zuid. Mensenrechtenactivist en politicoloog professor Edy Kaufman bracht hem in het najaar van 1990 op het idee. Kaufman wees hem erop dat de jonge generatie alleen een vijandbeeld kende. Pas als Israëliërs en Palestijnen elkaar persoonlijk zouden leren kennen, konden onderhandelingen slagen. Kaufman verwees Dittrich naar Ratz, waar men enthousiast reageerde. Met een aantal Amsterdamse D66’ers en Jonge Democraten organiseerde Dittrich vervolgens het bezoek. Iedereen werkte mee. Burgemeester Van der Heijden van Zandvoort stelde vakantiehuisjes ter beschikking, een hotel bood een diner aan, het gezelschap werd ontvangen in het parlement en door het Centrum Informatie en Documentatie over Israël (CIDI).
Dittrich vond de ontmoeting fascinerend. De Palestijnen, die aanvankelijk gesloten waren en wantrouwend, groeiden steeds meer naar de Israëliërs toe. Na een paar dagen gingen Palestijnen met een paar Israëliërs naar de bioscoop en bekende een Palestijnse aan de Israëliërs dat ze als moslim toch sherry dronk – uit een theekopje, zodat niemand het in de gaten had.
Dittrich moet nu tot zijn spijt vaststellen dat van het uiteindelijke doel – dat de Israëliërs en Palestijnen na terugkomst een soort vredesgroep zouden vormen – niet veel terecht is gekomen. En het is voor Dittrich de vraag of dat alsnog gebeurt nu de standpunten zich verharden en de berichtgeving almaar eenzijdiger wordt en ,,kritiek op Israël te vaak wordt vermengd met antisemitisme”.
Ook op de groep heeft de ontmoeting grote indruk gemaakt. Voor een aantal Palestijnen was het de eerste keer dat ze buiten de Palestijnse gebieden kwamen, en de meeste Israëliërs kenden Palestijnen hoogstens als obers of uit hun diensttijd in de bezette gebieden. Maar zodra je van dezelfde tafel eet, is het belachelijk om elkaar als vijanden te beschouwen, vond Gaby Laski. Ze lachten om dezelfde grappen, hielden van hetzelfde eten. Ze hadden zoveel gemeen dat Laski dacht: zie je wel, er is een oplossing mogelijk. En als die er niet komt, ligt het aan de leiders.
,,We dachten dat we alle problemen in de wereld konden oplossen”, herinnert Ori Leuchter (34) zich. Hij is nu eigenaar van een evenementenbureau in Tel Aviv, dat onder meer de Gay Parade organiseert. Hij had in 1991 nog nooit Palestijnen ontmoet en was verrast toen hij merkte dat ze vriendschap met hem wilden sluiten. Maar dat lukte niet bij iedereen. Leuchter, toen student werktuigbouwkunde, logeerde samen met Talal As-Safi, een veertigjarige journalist en advocaat uit het vluchtelingenkamp Shu’fat in Oost-Jeruzalem. Hij hield zich in de groep nogal op de achtergrond. Maar een maand later verscheen hij tijdens de vredesconferentie in Madrid op de televisie als lid van de Palestijnse delegatie. Inmiddels is hij directeur-generaal van het ministerie van Jeugdzaken van de Palestijnse Autoriteit. ,,Ik had weinig contact met Talal”, zegt Leuchter, ,,maar niet omdat hij Palestijn was. Hij was veel ouder dan ik. Als ik ’s avonds thuiskwam, lag hij al in bed, en als hij aan het ontbijt zat, sliep ik nog.”
Ook Tahreer Taha, toen student wiskunde in Oost-Jeruzalem, had een geweldige tijd. ,,We voelden ons zo verwant met elkaar.” Toen ze foto’s maakte van haar Israëlische groepsgenoten, zei ze voor de grap: ,,Daar kan ik dan mee zwaaien als ze me komen arresteren.” En dat was speciaal bedoeld voor Ilan Feldman, die als dienstplichtig commandant bij de infanterie in Gaza was opgetreden tegen Palestijnen.
,,Je kunt wel mooi over vrede praten”, wierpen de Palestijnen Feldman voor de voeten, ,,maar wat hebben we daaraan als je ons doodschiet? Je zou dienst moeten weigeren.” Feldman betoogde dat hij nog nooit iemand had gedood, en dat dienstweigeren niets oploste: ,,Dan gaat er iemand anders in mijn plaats die er misschien veel extremere ideeën op nahoudt.”
Ilan Feldman is nu 35 jaar en werkt bij Amnesty International, zowel in Israël als op het hoofdkantoor in Londen. Als reservist heeft hij nog vaak tegenover Palestijnen gestaan. ,,Later gooiden ze niet met stenen, maar schoten ze op ons. Dan dacht ik niet: stel dat ik iemand tref die ik in Nederland ontmoet heb. Als je onder vuur genomen wordt, denk je daar niet aan. Dat was voor mij juist een reden om voor vrede te ijveren.”
Gescheiden klassen
Dat ze elkaar uit het oog verloren zijn, vindt bijna iedereen jammer. Maar ze vinden het tragisch dat Israëliërs en Palestijnen nu vrijwel geen contact meer met elkaar hebben, terwijl ook de verhouding tussen joodse en Arabische Israëliërs verslechtert. Zo bouwde architect Ilan Bar in Jaffa een school waar joodse en Arabische kinderen samen les zouden krijgen. Toen hij net klaar was, brak de tweede intifadah uit en wilden de joodse ouders hun kinderen niet meer samen met Arabische kinderen naar school laten gaan. Er werden gescheiden klassen gemaakt en nu wordt er een hele nieuwe joodse school gebouwd.
Het conflict heeft ook invloed op kinderen, die nergens heen mogen, die trauma’s kunnen krijgen. De Palestijnse Rihab Essawi maakt zich zorgen over haar zoontje van vijf. Die kan vaak niet naar school, zoals zijzelf niet naar haar werk kan op het ministerie van Welzijn van de Palestijnse Autoriteit in Ramallah door de roadblocks in Oost-Jeruzalem. Om die te omzeilen, probeert ze hem nu op een andere school te krijgen, de duurste van Jeruzalem.
Vivi Wolfsohn heeft een zoontje van negen die van zijn vriendjes hoort dat Arabieren slecht zijn en die het raar vindt dat zijn ouders er anders over denken. En terwijl de Israëlische bevolking door de zelfmoordaanslagen meer één wordt, constateert Wolfsohn dat bij de Palestijnen anarchie toeslaat, omdat alles kapot is. ,,Dat hebben wij veroorzaakt, en daardoor worden ook die aanslagen in de hand gewerkt.” Maar het werkt dubbel: ,,Als hier op straat terroristen rondlopen die mij willen vermoorden, dan wil ik me daar wel tegen beschermen.”
Wat is er misgegaan en wanneer? Bertie van Gelder, die destijds begeleider was namens Ratz, denkt dat het fout ging na de moord op Rabin in 1995. Rabin had zich sterk gemaakt voor de in 1993 gesloten Oslo-akkoorden, die perspectief boden op een Palestijnse staat. Van Gelder: ,,Toen is de boel in elkaar gezakt. Zijn moordenaar staat vast elke morgen stralend op in de gevangenis.” Verder vindt ze Sharon ,,een ramp”, maar ze snapt wel dat hij eind maart na de zoveelste zelfmoordaanslag, dit keer in Natanya tijdens het joodse Paasfeest, besloot de Westelijke Jordaanoever binnen te vallen. ,,Dat kun je verwachten, als je op een belangrijke joodse feestdag 28 mensen doodmaakt.”
Toen twee jaar geleden in Camp David nieuwe hoop ontstond op vrede, mislukten de onderhandelingen. Door de onverzettelijke houding van Arafat, vindt Ilan Bar. Nee, niet waar, zegt Hisham Abdallah, wiens Israëlische perskaart dit jaar niet werd verlengd, waardoor hij niet meer in Israël kan werken. ,,Ik ben als verslaggever bij de onderhandelingen aanwezig geweest, en de Palestijnen werden telkens afgeschilderd als de eeuwige verliezer. Het punt is dat Israël nooit bereid is geweest op voet van gelijkheid met de Palestijnen te praten. En dat merk je alleen in het echt, aan de onderhandelingstafel.” Tahreer hoort van haar zwager die bij Arafat op kantoor werkt, dat hij na elke zelfmoordaanslag een woedeaanval krijgt. ,,Hij heeft heus zijn best gedaan. Hij heeft vrede nodig.” Maar waarom moet Amerika dan zo’n druk uitoefenen om Arafat te vervangen? Woedend kan Hisham daarover worden. Hij wil daar pas over nadenken als de bezetting beëindigd is. ,,We mogen ons nog niet eens een kilometer verplaatsen, hoe kunnen we dan het leiderschap hervormen?” Ook Jihad Abu Znead (34) uit Shu’fat vindt dat Amerika zich niet met het Palestijnse leiderschap heeft te bemoeien. Zij is actief in Arafats Fatachbeweging en is secretaris van het plaatselijke vrouwencentrum. ,,Als Arafat wegvalt, wordt de weg vrijgemaakt voor Hamas. Is dat soms wat Israël wil?”
Intussen is Israël in juni begonnen aan de bouw van een muur langs de Westelijke Jordaanoever, bedoeld om Palestijnse aanslagen tegen te gaan. Vivi Wolfsohn: ,,Het lost niets op. Er moet een politieke oplossing komen, liefst met behulp van een internationale vredesmacht.”
Maar haar man zegt: ,,Als door zo’n muur de aanslagen drastisch verminderen, krijgt de bevolking meer vertrouwen en is het eenvoudiger om tot een vredesovereenkomst te komen. En een internationale vredesmacht werkt alleen maar als het geweld al is opgehouden. Anders wordt die gemangeld door beide partijen.”
Wat moet je met zo’n Berlijnse Muur, vraagt de Palestijnse Rihab verontwaardigd. ,,Die wekt alleen maar agressie en isoleert vooral de Palestijnen die geen geweld willen gebruiken. Aanslagen houd je er niet mee tegen.” Maar Gaby heeft als lid van het bestuur van Meretz een partijvoorstel ondertekend om zo’n muur te bouwen en tegelijkertijd vredesonderhandelingen te beginnen. ,,Het kan een tijdelijk middel zijn om de terreur te stoppen.” Maar voegt ze daaraan toe: ,,Het is veel beter om te zorgen dat de Palestijnen wat te verliezen hebben. Dat ze hun waardigheid herwinnen en een gewoon leven kunnen leiden.”
Wat moet er gebeuren? Iedereen is het eens over de uiteindelijke oplossing: er moet een eind komen aan de bezetting van de Palestijnse staat. Maar of dat ook kan met de huidige leiders, betwijfelen ze allemaal.
Niemand zegt nee
Misschien moet de groep van Israëliërs en Palestijnen daarover nog eens in Amsterdam doorpraten. Niemand zegt nee. Maar de Palestijnen zijn nogal afhoudend. Sommigen gaan er bij voorbaat van uit dat de Israëliërs niet willen. Maar de meeste Israëliërs zijn juist enthousiast. Bertie gaat meteen op zoek naar het telefoonnummer van Tahreer. Tot vier jaar geleden belden ze elkaar regelmatig, maar Tahreers man en haar schoonmoeder waren er tegen dat ze contact had met Israëliërs. ,,Nu denk ik toch: zal ik haar bellen?”, zegt Bertie. Ilan Bar en Hisham Abdallah gaan elkaar e-mailen, om te kijken of ze het alsnog eens kunnen worden over het recht op terugkeer. Tahreer Taha voelt aanvankelijk weinig voor een ontmoeting: ,,Het zou in geschreeuw ontaarden.” Maar dan zegt ze resoluut: ,,Ik beschouw de Israëliërs niet als vijanden, hoor. Sommigen zou ik best weer willen zien.”
Dit artikel verscheen op 10 augustus 2002 in het Zaterdags Bijvoegsel van NRC Handelsblad. Je kunt het hier als PDF lezen.