Onder vrienden. Kibboetsverhalen van Amos Oz

In 1965 publiceerde Amos Oz zijn eerste verhalenbundel, Artsot hatan (De landen van de jakhals). De verhalen spelen zich af in de jaren vijftig in een fictieve kibboets, bewoond door ‘gewone’ mensen, die in één verhaal als hoofdpersoon optreden en in andere verhalen als bijfiguren. Begin 2012 publiceerde Oz opnieuw een verhalenbundel die zich afspeelt in een fictieve kibboets halverwege de jaren vijftig, Been chaveriem (Onder vrienden).

Wie beide boeken naast elkaar legt, ziet overeenkomsten, maar vooral verschillen. In Artsot hatan laat de jonge schrijver Oz zien hoe virtuoos hij met taal kan spelen, in Onder vrienden schrijft hij sober en beheerst. Beide boeken spelen zich af in hetzelfde milieu, maar in Artsot hatan is vaak sprake van heftige passie en er is voortdurend een dreiging van buitenaf voelbaar, gesymboliseerd door het gehuil van de jakhals. Onder vrienden is meer naar binnen gericht. Het is vaak melancholiek van toon, het gaat over mensen die eenzaam zijn binnen de groep, die verlangen naar een aanraking maar daar als het erop aankomt juist voor terugschrikken. En tot slot: in tegenstelling tot Artsot hatan  is Been chaveriem  wél in het Nederlands vertaald. Mijn vertaling verschijnt in januari 2013 bij De Bezige Bij.

Hieronder kun je vast het eerste deel lezen van het verhaal dat ik het mooiste vind – en niet alleen omdat de hoofdpersoon een Nederlander is.

 

Esperanto

 

De buurvrouw van Maarten van den Berg, Osnat, ging tegen de avond bij hem langs. Ze droeg een blad met een bord bedekt met een ander bord en een kopje bedekt met een schoteltje. Maarten woonde alleen en had een luchtwegaandoening, die kwam van te veel sigaretten roken. ’s Middags zat hij altijd op zijn kleine veranda, terwijl hij afwisselend de krant las en via een masker ademhaalde uit een zuurstoffles, omdat zijn longen niet genoeg lucht meer opnamen. Ook als hij ’s nachts sliep, ademde hij soms door zijn zuurstofapparaat. Desondanks stond hij elke ochtend om zes uur op en ging drie of vier uur aan het werk in de schoenmakerij, zo lang als zijn krachten het toelieten. Principes waren heilig voor hem en hij was het geloof toegedaan dat we allemaal alles wat we in ons hadden moesten investeren in lichamelijk werk. ‘Werk’, zei hij, ‘is zowel een morele als een psychische noodzaak.’

‘Ik heb iets lichts voor je meegebracht uit de eetzaal. Misschien moet je nu even de krant wegleggen en iets eten.’

‘Dank je wel. Ik heb geen honger.’

‘Je moet eten. Eet dan ten minste de omelet en de salade.’

‘Misschien later.’

‘Later is de omelet koud en verliest de salade zijn smaak.’

‘Ik word ook al koud en verlies mijn smaak. Dank je wel, Osnat. Je bent echt niet verplicht om je zorgen om mij te maken.’

‘En wie zal zich dan zorgen om je maken?’

Schildpad

Toen ik trouwde, was ik twintig. Dat we ons 35-jarig huwelijk  tijdens het Berenloopweekend op Terschelling zouden vieren, had ik toen nooit kunnen bedenken. Niet alleen omdat de eerste Berenloop pas twintig jaar later werd gehouden, maar ook omdat ik hardlopen verafschuwde op mijn twintigste. Dat is inmiddels veranderd, en het leuke is dat ik twee van mijn drie kinderen een beetje heb aangestoken. Met de jongste liep ik onlangs de acht kilometer bij de Amsterdam Marathon, de oudste verleidde ik om mee te doen aan de halve marathon van de Berenloop op 4 november. Dat was één dag na onze trouwdag, en zo rees het plan voor een familie-uitstapje. De bruidegom – zelf geen loper – was aanvankelijk niet enthousiast: “Jullie zijn alleen maar zenuwachtig en wij staan de hele tijd in de kou.” Maar we kwamen tot overeenstemming en ik reserveerde twee bungalows op Terschelling, inclusief bootreis, huurfietsen en een etentje op vrijdagavond. Ondanks vertraagde treinen haalden we de boot, de bungalows waren comfortabel, de fietsen reden goed en het etentje was geslaagd. Op zaterdag waren er slingers en cadeautjes, we verkenden een deel van het fraaie, zij het regenachtige parcours, en toen werd het zondagochtend. Mijn zoon, normaal veel sneller dan ik, had nog nooit een halve marathon gelopen en had bovendien last van zijn scheenbeen. Daarom zou hij mijn tempo aanhouden. Ik was zogezegd niet zijn haas, maar zijn schildpad. Maar ook als schildpad wilde ik mijn beste beentje voorzetten, en zo liepen we met bijna elf kilometer per uur langs de haven en over de Hoofdweg. We gingen Midsland in en weer uit en kwamen bij Formerum. Het ging nog steeds lekker en daar stond de hele familie ons toe te juichen. Toen waren we al bijna op de helft. De duinen en het strand in de tweede helft konden we hebben, alleen de laatste paar kilometers waren zwaar. Gelukkig kwam de Brandaris in zicht, vervolgens de rode loper en daar stond de familie alweer te juichen. We finishten in 2.02; daar waren we best tevreden mee. Mijn jongste zoon vindt dat we voortaan elk jaar onze trouwdag op Terschelling moeten vieren, en dan loopt hij mee! Eens horen wat de bruidegom daarvan vindt…

Deze column is verschenen in Le Champion van december 2012. Je kunt hem hier als PDF lezen.

Geen sprookje…

Op 29 november 2012 was het op de dag af 65 jaar geleden dat de Verenigde Naties instemden met de stichting van een joodse en een Palestijnse staat in het Britse mandaatgebied Palestina. De joodse gemeenschap in Palestina en ook veel joden elders beschouwden deze stemming als een kwestie van levensbelang. Amos Oz beschrijft in zijn boek Een verhaal van liefde en duisternis erg mooi hoe spannend het die avond bij hem thuis was en hoe groot de vreugde was toen het besluit was genomen. Je kunt dat hier lezen.

Na de stemming accepteerde de joodse gemeenschap het delingsplan; de Palestijnse inwoners en de omliggende Arabische staten deden dat niet. Een half jaar later verlieten de Engelsen Palestina en riep David Ben Goerion de staat Israël uit. Sindsdien is er heel veel gebeurd. Israël bestaat bijna 65 jaar, maar een Palestijnse staat is er nog steeds niet. Er zijn vele pogingen gedaan om tot een oplossing te komen – ik heb daar zelf ook ooit een kleine bijdrage aan proberen te leveren – maar zo langzamerhand lijkt niemand er meer erg zijn best voor te doen. Het wederzijds wantrouwen overheerst.

Toch zijn er lichtpuntjes. 65 jaar geleden wilden de Palestijnen het land niet delen met de joodse inwoners; tegenwoordig erkennen de meesten van hen dat er weinig anders op zit. Op 29 november 2012 hebben de Verenigde Naties Palestina erkend als staat. Praktische betekenis heeft dat nog niet. Maar je weet het maar nooit: nu Palestina officieel is erkend als staat, gaat het zich misschien ook wat meer gedragen als een staat. En wie weet heeft dat een gunstige uitwerking op alle partijen. Een naïeve gedachte? Ongetwijfeld. Maar zoals Theodor Herzl al zei: ‘Als je maar wilt, is het geen sprookje.’

Hengelen naar liefde. Shalev laat drie stemmen spreken over dezelfde familie

In Het hart van de familie, de pas vertaalde roman van de Israëlische schrijver Zeruya Shalev (1959) draait het net als in haar eerdere werk om de behoefte aan liefde, tussen man en vrouw, minnaar en minnares, ouders en kinderen.

Haar vorige boeken, de trilogie Liefdesleven (1997), Man en vrouw (2000) en De tweede familie (2005), schreef Shalev vanuit het perspectief van de vrouwelijke hoofdpersoon. Dat maakt het lezen tot een intense ervaring, waarbij Shalev de lezer meesleept in de gedachte- en gevoelswereld van de hoofdpersonen.

In Het hart van de familie wordt het verhaal voor het eerst in de derde persoon en vanuit drie perspectieven verteld, dat van een oude, stervende moeder, haar dochter en haar zoon. Daardoor schept Shalev meer afstand tussen de personages en de lezer, en dat geeft iets meer lucht, al blijft het toch een vrij zwaar verteerbaar boek, waarin de personages zichzelf wel erg serieus nemen en humor en zelfspot dun gezaaid zijn.

De oorspronkelijke titel van het boek, die ‘De rest van het leven’ betekent, geeft duidelijker aan waar het om gaat dan de Nederlandse titel. Alle drie de personages zijn op een scharnierpunt in hun leven. De oude moeder, Chemda, laat op haar sterfbed haar leven de revue passeren. Haar naam betekent ‘lust’, maar lust heeft Chemda weinig ervaren in haar leven.

Ze groeide op in een kibboets, waar ze hengelde naar de liefde van haar ouders, maar haar vader was streng en haar moeder was bijna altijd afwezig, omdat ze de wereld afreisde voor de zionistische zaak. Chemda leed onder de egalitaire kibboetsmentaliteit, en haar zwakke, enigszins vrouwelijke man bezorgde haar ook weinig lust.

 

Solide band

Shalev uit hier impliciet kritiek op de kibboets, die te weinig gelegenheid bood voor persoonlijke ontplooiing en voor de ontwikkeling van een solide band tussen ouders en kinderen. Het is een thema dat de laatste tijd vaker opduikt in de Israëlische literatuur, onder meer in de recente verhalenbundel van Amos Oz, Onder vrienden, die begin volgend jaar in Nederlandse vertaling verschijnt.

Chemda’s kinderen, Dina en Avner, groeien aanvankelijk ook in de kibboets op, totdat het gezin naar Jeruzalem verhuist. Avner, het lievelingetje van zijn moeder, wordt een succesvol advocaat die opkomt voor de belangen van onderdrukte bedoeïenen. Maar nu hij begin veertig is, begint zijn roem te tanen en is er van zijn vroegere aantrekkelijkheid ook weinig over. Bovendien heeft hij genoeg van zijn vrouw, met wie hij ooit trouwde om aan de verstikkende liefde van zijn moeder te ontkomen.

Als zijn moeder op de eerste hulp belandt, ziet Avner daar een doodzieke man op een bed liggen, terwijl een vrouw op de stoel naast hem hem liefdevol aankijkt. Voor hem het symbool van de ideale liefde die hij in zijn eigen leven zo mist. Hij is zo gefascineerd door de liefde tussen de twee dat hij later naspeuringen naar hen doet en hen uiteindelijk ook vindt. Dat levert enkele tragikomische taferelen op: toch nog een beetje humor in het boek.

Avners zus Dina is vooral op zoek naar een object om haar liefde op te projecteren. Haar verhaal is het meest uitgewerkt, alsof Shalev zich bij haar toch het meest thuis voelde. Dina heeft zich door haar moeder altijd afgewezen gevoeld. Met haar eigen dochter Nizan had ze wél een goede band, maar nu Nizan in de puberteit komt, keert ze zich van haar moeder af, iets wat Dina – zelf in de overgang – moeilijk kan verkroppen.

 

Adopteren

Ze krijgt de onbedwingbare behoefte een kind te adopteren, aan wie ze de liefde kan schenken die ze aan haar dochter niet meer kwijt kan. Maar haar man dreigt haar te verlaten als ze haar plan doorzet, en haar dochter is boos omdat haar moeder haar kennelijk heeft afgeschreven.

Zeruya Shalev. Foto: Eric Sultan

Ook van anderen krijgt Dina kritiek te verduren, en terecht, denk je als lezer: een vrouw in de overgang die een kind adopteert om haar eigen legenestsyndroom te bestrijden, daar kan weinig goeds van komen. Maar het feit dat de auteur zelf een paar jaar geleden een tweejarig Russisch jongetje adopteerde, met het argument dat bij Dina een voorwendsel lijkt: een beschadigd kind een nieuwe toekomst bieden, doet vermoeden dat zij de wens van haar eigen personage wél serieus neemt.

Dat blijkt ook uit het laatste gedeelte van het boek, dat toewerkt naar een ongeloofwaardig soort happy ending die nog het meest doet denken aan een film als Alles is liefde (inclusief sneeuw). En dat is jammer voor een boek dat belangrijke thema’s aan de orde stelt en bij vlagen wel degelijk ontroerend is.

 

Zeruya Shalev, Het hart van de familie. Vertaald door Sander Hoving. Cossee, 447 blz. € 21,90

 

Dit artikel verscheen in NRC Handelsblad van 23 november 2012. Hier kun je het als PDF lezen.

Over bergpaadjes rennen. De queeste van ultraloopster Jolanda Linschooten.


Jolanda Linschooten, geboren en getogen in de Hollandse polder, was vorig jaar de snelste vrouw bij de 120 kilometer lange Sur les Traces des Ducs de Savoie, de op een na langste afstand bij de Ultra-Trail du Mont-Blanc. En dat was maar een van de ultralopen waaraan ze in 2011 deelnam in het kader van haar ‘loopjaar’. Haar ervaringen schreef ze op in Eenzame uren.

 

“Het was een droom en daar kijk ik met een grote glimlach op terug. Ik had het niet willen missen”, zegt Jolanda Linschooten (46) over het jaar waarin ze onderzocht wat hardlopen voor haar zo bijzonder maakt. “Hardlopen is normaal gesproken mijn hobby, het maken van reisreportages en foto’s is mijn werk.” Jolanda Linschooten liep in haar jeugd al hard en trainde een tijdlang met de Team Distance Runners van Guido Hartensveld. Toen haar trainer haar ooit vroeg wat haar loopdroom was, zei ze: “Over bergpaadjes rennen.” Nadat ze een aantal jaren in het speciaal onderwijs had gewerkt en daarnaast met haar man Frank van Zwol expedities ondernam door ruige natuurgebieden, nam ze een grote stap: ze maakte van haar hobby haar werk en richtte haar bedrijf OutdoorFoto op. Alleen of samen met haar man onderneemt ze reizen naar onherbergzame, vooral arctische gebieden als Alaska, Canada, IJsland  en Groenland en maakt daarover reisreportages die verschijnen in boeken en in tijdschriften als de National Geographic Traveler en Op Pad.

 

Slopend

“Hardlopen ben ik er altijd bij blijven doen, ik vind het mooi, en het is handig om een basisconditie te hebben voor de reizen. In 2011 heb ik bij een uitzondering een jaar lang gedaan alsof het mijn werk was, maar zonder de bijbehorende inkomsten, helaas. In het verleden liep ik eenmaal per jaar of per twee jaar een grote ultratrail, en daar ga ik nu weer naar terug. Als je meer doet, is het vrij slopend voor je lichaam, het voelt ook niet uitdagend genoeg als je steeds alleen maar wedstrijden loopt. In expedities en reizen ligt een grotere uitdaging.”

Jolanda liep tijdens haar queeste – haar zoektocht naar de zin van het hardlopen – een aantal bijzondere lopen. Allereerst de Egmond Halve Marathon. “Hoewel ik zulke massale loopfestiviteiten verafschuw,” schrijft ze in haar boek, “denk ik wel dat daar in Egmond iets van een antwoord te vinden is op de vraag of hardlopen ‘gelukkig’ maakt. Tenslotte nemen niet voor niets ruim 12.500 mannen en vrouwen deel aan een van Nederlands ruigste halve marathons.”

De andere lopen waren meer naar haar eigen smaak. In april de Marathon des Sables, een zesdaagse etappeloop van 250 kilometer door de Marokkaanse Sahara, waar ze als vierde vrouw eindigde (en in 2010 als tweede), in juni de Bob Graham Round, geen wedstrijd, maar een loop van zo’n 100 kilometer over alle 42 toppen van het Engelse Lake District, die ze in 27 uur helemaal in haar eentje liep, in augustus de 120 kilometer lange Sur les Traces des Ducs de Savoie, waar ze de snelste vrouw was, en in oktober de Grand Raid de la Réunion, een 160 kilometer lange loop door tropisch regenwoud en over vulkanen. Hier moest ze na 89 kilometer opgeven omdat ze ziek was. Bij wijze van tussendoortje liep ze in september ook nog de NK 100 kilometer in Winschoten. En won.

 

Supervrouw

Wie deze resultaten op een rijtje ziet staan, moet wel denken dat Jolanda Linschooten een supervrouw is. Maar die indruk wil ze allerminst wekken, noch in haar boek, noch als ik haar spreek. Ze weet wat ze waard is, maar beseft dat ze het bij elke loop opnieuw moet bewijzen. Ze wil winnen, maar niet ten koste van alles. “Ik probeer in de top te blijven lopen”, zegt ze. “Dat kost heel veel uren, en je moet je blijven afvragen: is dit het waard? Mag ik dit doen? Uiteindelijk is mijn antwoord: ja, als je voelt dat je iets doet wat bij je hoort, waar je blij van wordt, geeft het je rust, en dat is goed.”

Het helpt daarbij dat ze vrijwel nooit geblesseerd is. “En dat is geen toeval, denk ik. Ik luister naar mijn lichaam. Ik zal niet zeggen dat iedereen ultraloper kan worden, maar het is wel simpeler dan veel mensen denken. Het is vooral een kwestie van geduld hebben. Veel beginnende lopers willen veel te snel en veel te veel. Je moet het over jaren uitsmeren. Ik ben nu dertien of veertien jaar bezig met ultralopen. Het gaat alleen goed als je je er langzaam en geleidelijk op voorbereidt. En dan kun je er lang mee doorgaan. Het is wel een sport voor oudere lopers. Die hebben over het algemeen meer doorzettingsvermogen.”

Toch komt Jolanda nog vaak mensen tegen die het onzin vinden wat ze doet. “Toen ik het NK 100 kilometer in Winschoten liep, liepen we tien rondjes door de straten. Het was heel gezellig, er zaten mensen te barbecueën, onder wie een man met een enorme bierbuik, die voor de televisiecamera zei: ‘Het is gestoord, het is ongezond!’ Dat ‘ongezond’ vind ik wel jammer, want ik heb juist geleerd naar mijn lichaam te luisteren. Van mensen die zelf niet in de loopwereld zitten, krijg je heel gauw een oordeel opgelegd: wat jij doet, is absurd. Als het om de Elfstedentocht gaat, of de Olympische Spelen, vinden mensen het fantastisch, maar ultralopen is blijkbaar niet te bevatten.”

 

Lake District

De allerleukste loop die ze in 2011 deed, vond Jolanda de Bob Graham Round. De Engelsman Bob Graham liep in 1932 op zijn tweeënveertigste verjaardag in 24 uur over 42 toppen in het Lake District. Het duurde tot 1960 voordat iemand het sneller kon dan hij. De Bob Graham 24 Hour Club geeft certificaten uit aan lopers die de Bob Graham Round in 24 uur volbrengen. Jolanda Linschooten had geen zin in de bureaucratische rompslomp die daarmee gepaard gaat en in de pacers die verplicht meelopen, en besloot de ronde op eigen houtje te lopen, met de hulp van haar man, die haar op een paar punten met de auto opwachtte om haar van eten en drinken te voorzien. “Die loop was zo bijzonder. Het is helemaal geen wedstrijd, hij is heel lang, heel spannend, en er is geen uitgezette route. Je wordt in je eentje met de natuur geconfronteerd.”

Vindt ze het niet eng om in haar eentje te lopen? “Meestal niet. Ik heb natuurlijk één vreselijk slechte ervaring gehad.” Ze doelt op de gebeurtenis die ze ook in haar boek beschrijft, toen ze als zeventienjarig meisje van haar fiets werd gesleurd door een man, die haar met het mes op de keel dreigde te verkrachten. Ze wist te ontkomen door hard weg te lopen en zich in het water te verstoppen. Het duurde maanden voordat ze weer lekker liep. “Ik ging alleen nog maar op drukke plaatsen lopen en nooit alleen, totdat ik me realiseerde dat ik dat helemaal niet leuk vond. Geleidelijk aan nam ik het mentale besluit om de angst niet mijn leven te laten regeren. De enge momenten zijn vooral als je ergens loopt waar makkelijk mensen kunnen komen, zoals parkeerplaatsen. Bij de Bob Graham Round komen engerds niet. Je bent wel heel kwetsbaar als je je tentje alleen opzet. Maar die ervaring is juist waardevol, zo waardevol dat ik die niet door angst wil laten bederven.”

 

Exotisch eiland

De meest bijzondere loop waaraan ze tot nu toe heeft meegedaan, is de Grand Raid de la Réunion, waar ze in 2007 eindigde als vierde vrouw. “Die staat eenzaam aan de top. Het is een supergave loop. Op een exotisch eiland, prachtige natuur, een mooie ambiance, met trommels en vuren. Het is ook technisch een moeilijk parcours, een deel is steil, je moet tijdig gas terugnemen.” In 2011 moest ze uitstappen uit de Grand Raid, iets wat haar vrijwel nooit was overkomen. “Dat was wel erg jammer. Maar ja, niet alles kan lukken. Ik had een longinfectie opgelopen, maar ik was natuurlijk ook verzwakt door dat zware jaar.”

Ze had voor 2012 dan ook eigenlijk geen grote lopen op het programma. Weliswaar had ze het recht om te starten bij de hoofdafstand van de UTMB, 166 kilometer, maar door andere verplichtingen had ze daar geen tijd voor. Door een wijziging in haar programma kreeg ze toch tijd, en toen was de verleiding te groot om niet mee te doen. We spreken elkaar kort nadat ze hem heeft gelopen. Het is niet helemaal naar wens gegaan. Wegens de slechte weersomstandigheden is de afstand ingekort tot 100 kilometer.  “En dat is echt een wereld van verschil, hij ging ook over makkelijker paden. Ik heb mijn streeftijd gehaald, maar ik ben als zestiende vrouw geëindigd, terwijl ik in de top-10 had gewild. Zoals hij nu was, had ik hem nooit uitgekozen. Ik heb getraind voor iets wat ik uiteindelijk niet heb gedaan. Ik voelde me in topvorm en daarom had ik ook mijn eigen spoor willen kiezen in plaats van door de organisatie te laten bepalen wat veilig was.” Een nieuwe poging gaat ze niet ondernemen, denkt ze. “Ik heb het parcours als training al gelopen, zij het in vier dagen. Als ik nu weer ga trainen, wordt de race misschien opnieuw afgelast of ingekort. Daar heb ik geen zin in.”

Intussen heeft ze tijdens die training wel het idee opgedaan voor het project dat ze volgend jaar wil uitvoeren. “Ik liep toen alleen, met minimale uitrusting, zonder comfort. Zoiets wil ik in Groot-Brittannië gaan doen, helemaal van zuid naar noord. Dat is een grote uitdaging, je moet een route bedenken, je moet ervoor trainen, je moet je zelf kunnen oriënteren. Zonder ondersteuning. Alleen zijn in de natuur maakt de beleving intenser.”

 

Jolanda Linschooten, Eenzame uren. Karakter, Uithoorn 2012. 304 p. € 17,95

www.outdoorfoto.nl

 

[KADER]

Jolanda Linschooten ontwierp ook het parcours van de Duinentrail in Schoorl op 14 oktober. Een trailrun van 14 of 28 kilometer, georganiseerd door MudSweatTrails. “Ik ken de omgeving goed; ik train er dagelijks. Het is heel heuvelachtig. Het zijn maar heuvels van 50 meter, maar als je elke heuvel drie keer op en af gaat, loop je meer hoogtemeters dan bij sommige berglopen. Ik heb geprobeerd om in het parcours het afwisselende karakter van de duinen te laten zien. Afwisselend in soorten pad, in zwaarte, in steilheid. Het moet ook een logische route vormen. Als ik daar loop, denk ik nooit: nu heb ik het wel gezien. Er zijn zoveel verschillende stukken.”

 

Dit artikel verscheen in Le Champion van november 2012. Je kunt het hier als PDF lezen.

Een etmaal rondjes lopen. De LangsteNachtLoop

Foto: André Sietsma

Voor veel hardlopers is de marathon de ultieme afstand. Maar er zijn er ook die pas tevreden zijn als ze een heel etmaal hebben gelopen. Voor die mensen is er op 21 en 22 december vanaf twaalf uur ’s middags de LangsteNachtLoop, een 24-uursloop op de atletiekbaan van Suomi in Santpoort-Noord. En wie dat toch iets te ver vindt gaan, kan om middernacht instromen voor de 12-uursloop. Estafettelopers zijn ook welkom.

 

De loop wordt georganiseerd door atletiekvereniging Suomi en door ChiCoaching, die onder andere ChiRunning-cursussen geeft. Ans Oudejans van ChiCoaching: “Dit wordt de eerste 24-uursloop op de baan in Nederland. De langste baanwedstrijd tot nu toe is de 100 kilometer in Deventer. Wel zijn er 24-uurslopen op de weg. Het bijzondere van deze loop is dat hij voor tweederde in het donker plaatsvindt. Met sfeerverlichting langs de baan.”

 

Loslaten

Wie is er zo gek om zo’n eind te gaan lopen, en dan nog wel op de baan? Oudejans: “Zelf loop ik niet zulke afstanden, maar als toeschouwer vind ik het altijd heel bijzonder dat mensen die uitdaging aangaan. Zo’n afstand kun je niet alleen op wilskracht lopen; je moet op een gegeven moment iets loslaten. Dat is ook wat we bij ChiRunning propageren: leren lopen vanuit ontspanning. Iedere deelnemer wordt na verloop van tijd moe, dan is het vooral een mentale kwestie of je het kunt volhouden.”

De deelnemers kunnen wel af en toe stoppen om te eten en te drinken, of zelfs om even te slapen, al gunt niet iedereen zich die rust. “De snelste lopers lopen het liefst zo veel mogelijk door,” zegt Oudejans, “maar iedereen mag het op zijn eigen manier doen. Het is een officiële wedstrijd, die bijvoorbeeld geldt als kwalificatie voor de 120 van Texel, maar als je 24 uur lang wilt wandelen, is het ook goed.”

 

Tredmolen

Iemand die wel uit eigen ervaring weet hoe het is om langdurig rondjes te lopen, is Martin Dekker. Hij organiseerde dit jaar en vorig jaar de Tartan6uurse, een nachtelijke loop op dezelfde atletiekbaan. Bij de LangsteNachtLoop is hij eveneens betrokken, als medeorganisator en als deelnemer. Hij houdt van ongewone ultralopen. Zo liep hij vorig jaar binnen zestien uur twee marathons op het Wheel of Energy, de enorme ‘tredmolen’ die vorig jaar op initiatief van Richard Bottram op Schiphol stond om geld in te zamelen voor de kankerbestrijding. Dekker: “Voor mij maakt het eigenlijk niet uit in welke omgeving ik loop. Het gaat mij erom de omgeving zo snel mogelijk uit te schakelen, ik hoef me dan alleen nog te focussen op het lopen. Door het continu lopen van de ‘perfecte’ rondjes kom je vanzelf in een soort trance.”

Dekker snapt best dat atleten niet urenlang op een tartanbaan willen lopen. “Maar ik weet zeker dat ze een heel andere ervaring krijgen als ze stoppen met hardlopen (gericht op tijd en afstand) en gaan rennen (gewoon lopen vanuit jezelf).” Ook roemt hij het sociale aspect: “Ongeacht je snelheid loop je nooit meer dan tweehonderd meter bij een ander vandaan. Zo kun je met atleten van een verschillend kaliber gelijktijdig op de baan lopen.”

 

Er zijn tot nu toe acht aanmeldingen voor de 24-uursloop en vijf voor de 12-uursloop. Inschrijven is mogelijk tot 14 december. Er is plaats voor 40 tot 45 deelnemers. Ook estafettelopers kunnen zich aanmelden, in teams van maximaal zes voor de 24 uur en maximaal vier voor de 12 uur. Inschrijfgeld: € 35,– (12 uur) of € 40,– (24 uur), plus een vrijwillige bijdrage aan Serious Request.

Meer informatie op www.langstenachtloop.nl

 

Dit artikel is verschenen in Le Champion van november 2012. Je kunt het hier als PDF lezen.

‘Een marathon leek me een reis naar de maan’. Abdelkader Benali schrijft en loopt

Abdelkader Benali, de snelste romanschrijver van Nederland, gebruikte de Amsterdam Marathon als achtergrond voor zijn roman Marathonloper. Benali besloot als jongen hardloper te worden toen hij de Marokkaan Saïd Aouita de 5000 meter zag winnen. Maar pas toen hij onvoorbereid de marathon van Boedapest uitliep, was hij gewonnen voor de lange afstand.

 

Abdelkader Benali (1975) finishte tweemaal in de Amsterdam Marathon, vorig jaar zelfs in een PR van 2.43.29. Of hij dit jaar weer meedoet, is nog onzeker. “Ik heb wat lichte blessures, en ik wil me concentreren op de najaarscrossen. Maar je weet nooit.” Het boek Marathonloper schreef Benali nadat hij in 2006 voor het eerst had deelgenomen aan de Amsterdamse marathon. Terwijl hij de marathon loopt, denkt de hoofdpersoon, die dezelfde naam heeft als de schrijver, na over zijn jeugd, zijn eerdere hardloopervaringen en de vraag waarom een mens hardloopt.

 

Saïd Aouita

“Ik kom helemaal niet uit een sportfamilie”, zegt Benali, die in Marokko werd geboren en als vierjarig jongetje naar Rotterdam verhuisde. “Klasgenoten keken naar dingen als Amerikaans worstelen. Dat vond ik niks. Ik keek naar atletiek, voetbal, wielrennen. Ik was geïnteresseerd in technische innovaties, zoals het triatlonstuur waarmee Greg LeMond de tijdrit in de Tour de France won. Ik was ook gefascineerd door rauwe oerkracht. Op de televisie zag ik hoe Saïd Aouita, een arme Marokkaan van eenvoudige afkomst, in 1987 in Rome de 5000 meter won. Toen wist ik dat ik ook hardloper wilde worden. Ik kocht een stopwatch bij Blokker en een paar schoenen bij de Bristol en begon met hardlopen.”

Tot zijn verbazing vond zijn vader het goed dat hij lid werd van een atletiekvereniging, maar dat was geen onverdeeld succes. “Iedereen was beter dan ik. Ik durfde ook niet zo vaak te gaan hardlopen, want ik wist dat mijn moeder telkens mijn kleren moest wassen.”

 

Margiteiland

Later haalde hij de schade in. “In mijn studietijd in Leiden liep ik weinig; daarna ben ik weer begonnen, maar nooit lange afstanden. Totdat ik in 2005 in Boedapest was. Boedapest is een goede stad om hard te lopen, in de Donau ligt het Margiteiland, waar een tartanbaan omheen loopt. Daar maakte ik kennis met een Hongaarse hardloopster, die me vertelde dat er die zondag een marathon zou plaatsvinden, en ik dacht: meedoen! Terwijl ik nog nooit zo ver had gelopen. Een marathon leek me zoiets als een reis naar de maan. Ik hield in mijn eentje een pastaparty op mijn kamer. Ik nam wel één verstandig besluit: rustig beginnen. Onderweg raakte ik in gesprek met een Italiaan die al heel wat marathons op zijn naam had. Die zei: je loopt goed. Ik zei: ja, maar de echte marathon begint pas na dertig kilometer. Want dat hoor je altijd. Als je zo blijft lopen, komt het wel goed, zei hij. Dat gaf me vleugels. De laatste vijftien kilometer kwam ik in no man’s land, ik was nog nooit eerder een 25-kilometerbordje tegengekomen. En nee, de man met de hamer heb ik niet gezien. Ik was zo euforisch en mentaal zo sterk. Een half jaar later liep ik in Rotterdam 2.52, en toen was het hek van de dam.”

Benali heeft geen vaste trainer. “Ik loop volgens een hardloopschema van Fred van Mook. Na mijn lidmaatschap van de atletiekvereniging heb ik altijd alleen getraind. Dat vind ik fijn, maar het is ook logistiek handiger. Ik presenteer een televisieprogramma en moet vaak ergens optreden, dus ik heb geen tijd om in een groep te trainen.”

 

Clubkampioenschap

Op 21-jarige leeftijd debuteerde Benali met zijn roman Bruiloft aan zee. In 2003 won hij de Librisprijs met De langverwachte. Daarnaast schreef hij diverse andere romans, verhalen, toneelstukken en essays. Pas in 2007 verscheen zijn eerste hardloopboek, Marathonloper, waarvan in 2011 een uitgebreide herziene versie uitkwam. Ook Zandloper (2010) gaat over hardlopen. In veel van zijn boeken verweeft hij zijn eigen ervaringen met fictieve elementen. Dat geldt ook voor zijn hardloopboeken, die hij dan ook niet beschouwt als een apart genre in zijn werk. “Ook in het hardlopen zoek ik de literaire aspecten. Toen ik in Boedapest liep, moest ik terugdenken aan mijn allereerste pogingen om records te breken. Bij de atletiekvereniging schreef ik me in voor het clubkampioenschap, al was ik de slechtste. Op de achthonderd meter wilde ik laten zien dat ik net zo goed was als Saïd Aouita. Op het laatst zette ik een sprint in, maar toen viel ik. Tijdens de laatste kilometers in Boedapest dacht ik weer: o, als ik maar niet val. En ook: dit moet ik uitspelen in een boek.”

 

Allrounder

Hardlopen is een deel van zijn leven, zegt Benali, net als schrijven en presenteren. “Ik ben een allrounder, ik heb veel talenten. Als ik niet kan schrijven, word ik gek, als ik niet kan hardlopen ook.” Zijn loperschap en zijn schrijverschap vloeien beide voort uit zijn karakter: “Ik vind het leuk om alleen te zijn, om grenzen te verleggen, uitdagingen aan te gaan. Bij allebei moet je jezelf in omstandigheden brengen dat je niet meer terug kunt, dan geeft het een enorme voldoening als je je doel bereikt. Dat draag je de rest van je leven met je mee.”

Toch vindt hij het schrijven van een boek niet helemaal vergelijkbaar met het lopen van een marathon. “Bij het schrijven van een roman sta je op steviger grond. Er zijn technieken waaraan je houvast hebt. Je bent vrijer, je rommelt totdat je ergens bent aanbeland. Een schrijver weet: als ik een goede roman heb geschreven, kan ik er nog een maken. Een goede schrijver heeft altijd verhalen. Bij de marathon moet je het moment pakken. Je moet maar zien dat het goed uitpakt, vooral als je een bepaalde tijd wilt lopen. Het is meer een uitdaging. Maar voor allebei geldt dat je scherpte nodig hebt om de koe bij de hoorns te vatten. Dat vergt conditie.”

 

Vijandbeeld

Marathonloper doet denken aan De renner van Tim Krabbé, waarin een wielrenner bijna op leven en dood probeert zijn tegenstander te verslaan. “Dat boek was inderdaad een inspiratiebron. Het raakt de kern van wat sport met je doet. Sport heeft onaangename kanten. Een echte sporter geeft de verliezer nog een trap na.” Vandaar de denkbeeldige tegenstander Rodriguez die telkens opduikt in Marathonloper. “Het loopt lekkerder als je een vijandbeeld creëert.” Kan hij zich het hardlopen eigenlijk voorstellen zonder competitie-element? “Jawel, maar zover is het nog niet. En allereerst ga je natuurlijk de competitie met jezelf aan, anders kun je niet lopen.”

 

Abdelkader Benali, Marathonloper. De Arbeiderspers, Amsterdam 2011 (vijfde, herziene druk). 285 p. € 17,50

 

Dit artikel verscheen in Le Champion van oktober 2012. Je kunt het hier als PDF lezen.

‘Het doet pijn als een straf’

David Grossman schreef een boek over de dood van zijn in Libanon gesneuvelde zoon Uri. Hij wil intimiteit scheppen zonder particulier te zijn. “Als ik geen woorden vind voor wat ik meemaak, voel ik me niet thuis in mijn eigen leven.”

 

De interviewafspraak met David Grossman wordt tot tweemaal toe verzet. Eerst omdat hij niet te veel afspraken op één dag wil hebben, dan omdat hij wat langer wil uitslapen. De interviews en openbare optredens vergen veel van hem, zegt hij, als we eindelijk tegenover elkaar zitten in de Amsterdamse huiskamer van zijn uitgevers.

Het valt hem zwaar om te praten over het boek waarin hij in woorden probeert te vatten wat er gebeurt als je een kind verliest. Maar hij is ook geroerd door de reacties van Nederlandse lezers. “Ik heb Uit de tijd vallen in de eerste plaats voor mezelf geschreven, maar ik merk dat het weerklank vindt bij mensen die een kind hebben verloren.”

In Israël is Grossman nauwelijks in het openbaar opgetreden na de publicatie van het boek, dat hij schreef nadat zijn zoon Uri in 2006 omkwam in de Libanonoorlog. Met de verschijning van de Nederlandse vertaling ontmoet hij voor het eerst lezers persoonlijk. “Ik stond versteld van hun reacties, het boek geeft woorden aan hun verdriet. Dat geeft me veel voldoening.”

 

Het boek doet me denken aan Zie: liefde, zeg ik, de grote roman uit 1986 waarmee Grossman doorbrak, waarin de hoofdpersoon de jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog probeert te begrijpen, onder meer door op zoek te gaan naar het land Daar, waar alles zich heeft afgespeeld. In Uit de tijd vallen gaan ouders die hun kind verloren hebben ook op zoek naar ‘daar’, de plek waar hun kinderen zich nu (misschien) bevinden.

“Ja, in beide gevallen is er een zoektocht naar een plaats die moeilijk te benaderen is”, zegt Grossman. “Maar in Zie: liefde is ‘daar’ gecreëerd door mensen, en ik wilde hun motieven achterhalen, terwijl ik in Uit de tijd vallen de oerkwestie van leven en dood wil begrijpen. Het is moeilijk te zeggen of de mensen in het boek op weg zijn naar een echte plaats of naar een symbolische plek in henzelf. Maar één overeenkomst met Zie: liefde is er zeker: als je de reis niet maakt, niet probeert te begrijpen wat er is gebeurd en onder ogen te zien dat er een ‘daar’ is, dan kun je niet leven.”

 

Is dat ook wat de vrouw in het boek bedoelt als ze zegt: ‘Nooit heb ik geweten dat het volle leven / daar slechts, op die grenslijn, kan bestaan – / Het is alsof ik nooit geleefd heb, / als was niets ooit echt gebeurd / van alles wat me overkomen is, / tot jij, mijn kind, bent doodgegaan’ (p. 134)?

“Ja, als het leven je in aanraking brengt met de dood, wordt het intenser. Natuurlijk staat het hele leven in het teken van de sterfelijkheid. Maar er zijn momenten dat je er echt aan blootgesteld wordt. De personages in mijn boek willen helemaal niet wandelen, maar het wordt hun opgelegd. Om te beginnen de man, die met zijn vrouw aan de keukentafel zit en plotseling zegt dat hij weg moet, naar hém, dáárheen. Hij wil zelf niet gaan, maar hij wordt gedwongen door iets van binnen.

In het begin loopt hij in rondjes, maar hij gaat steeds verder, om zijn dorp heen, om de stad, en door een magische beweging trekt hij anderen aan die in dezelfde situatie zitten en er nooit over hebben kunnen praten, erdoor gekweld waren, en nu plotseling een manier vinden om er iets mee te doen. Ze herkennen elkaar. Op het laatst zingen ze zelfs in koor. Het meest vernederend van de situatie is dat je je verlamd voelt. Voor mij was schrijven een manier om niet passief te blijven. Niet dat het iets verandert. Ik weet hoe armzalig het is om kunst te scheppen in het licht van zo’n gebeurtenis, maar het is mijn kleine protest tegen de willekeur van het leven, het voelt tóch een beetje als tikoen, het kabbalistische begrip voor een diepgaand herstel, als je iets goedmaakt in een wereld waar het helemaal verkeerd is gegaan.”

 

Onder de rouwende ouders is er een die aanvankelijk niet meeloopt, de centaur – half schrijver, half schrijftafel. Hij wil dolgraag schrijven om uiting te geven aan zijn gevoelens, maar hij kan het niet. Was dat bij u ook zo?

“Nee. Ik dacht alleen in het begin dat woorden niet toereikend waren. Ik wilde iets fysieks doen. Rennen, zo hard als ik kon, naar het eind van de wereld. Maar na een tijdje dacht ik: ik moet woorden gebruiken, dat is mijn manier om de wereld te begrijpen. Als ik geen woorden vind voor wat ik meemaak, voel ik me niet thuis in mijn eigen leven. Ik zei tegen mijn vrouw: als ik blijkbaar tot deze strafkolonie veroordeeld ben, wil ik die ook in kaart brengen, wil ik ervaren hoe het daar is.”

 

Ziet u de dood van uw zoon dan als een straf?

“Niet in de zin dat ik gestraft ben voor een zonde, maar het doet pijn als een straf. Misschien kun je beter spreken van een eiland. Verdriet is een gevoel dat je isoleert, zelfs van familie en vrienden. Iedereen heeft verdriet op zijn eigen manier.”

 

Loopt de man daarom alleen?

“Hij wil zijn vrouw mee hebben, maar zij zegt: je vindt daar niemand, als je daarheen gaat, word je gek. Toch gaat ze later zelf op weg, ze klimt op de klokkentoren en kan hem zo volgen terwijl hij zijn rondjes loopt.”

 

En nee, de man en de vrouw in het boek staan niet voor hem en zijn vrouw, zegt hij. Hoe persoonlijk de aanleiding voor dit boek ook was, over zijn privésituatie wil hij het niet hebben. “Het hele boek is een poging om verdriet te begrijpen als iets universeels. Roland Barthes had het over een manier om het intieme te beschrijven zonder het particuliere te onthullen. Ik wilde het wel emotioneel houden, ik ben een emotioneel mens, maar de lezer mag er zijn eigen emoties bij hebben.”

 

In je eenzaamheid ben je nooit meer alleen, zegt de lopende man.

“Iedereen die een dierbare verliest, kent dat gevoel. Je draagt hem of haar altijd met je mee. Dat doet pijn, maar het is ook heel dierbaar en intiem. Zo’n contact heb je met niemand anders.”

 

Komt daar ook de angst vandaan om te vergeten?

“Herinneren of vergeten, dat is het grote dilemma. Het duurt jaren voordat je kunt herinneren zonder pijn en vergeten zonder degene die je hebt verloren te doden.”

 

Het feit dat er in het boek meer mensen rouwen om hun kind, biedt troost, maar staan de verschillende personages niet ook voor verschillende aspecten van rouw in één persoon?

“Ja, dat ook. De ene stem van de man breekt in vele stemmen, die later weer bijeenkomen. Ze spreken vaak in poëzie, dat had ik van tevoren niet bedacht, het ging vanzelf. Mijn vrouw zegt: poëzie ligt het dichtst bij stilte.”

 

De titel Uit de tijd vallen blijkt uit het Nederlands te komen: “Iemand vertelde me dat het Zeeuws was. Ik vond het zo’n treffende uitdrukking. Doden doen niet meer mee met onze tijd. En ‘vallen’ heeft nog een betekenis. Er staat in het boek dat er een ver land is waar van iemand die omkomt in een oorlog wordt gezegd: ‘Hij is gevallen’. Daarmee wordt Israël bedoeld, het geeft aan dat dit verhaal niet in Israël speelt. Het gaat over verlies overal. Als een soldaat in Israël sneuvelt, behoort hij opeens toe aan het hele land. Ik wilde de particuliere dood uit de collectieve arena bevrijden.”

 

David Grossman, Uit de tijd vallen. Een verhaal in stemmen. Vertaald uit het Hebreeuws door Ruben Verhasselt. Cossee, 144 blz. € 18,90

 

Op 27 september is David Grossman te gast bij Athenaeum Boekhandel, Spui 14-16 te Amsterdam voor een lunchsigneersessie (12.30-13.30 uur)

 

Dit interview verscheen in NRC Boeken van 21 september 2012. Je kunt het ook als PDF lezen door hier te klikken.

De Tartan6uurse. Rondjes lopen in het donker

Vannacht, de nacht van 1 op 2 september 2012, heb ik meegedaan aan een heel bijzonder loopje. Vannacht, dat zegt het eigenlijk al. Het was de Tartan6uurse, een zes uur durende loop op de atletiekbaan van Suomi in Santpoort-Noord. Het startschot klonk om middernacht, het eindschot precies zes uur later.

Ans Oudejans lost het startschot

Wie is er zo gek om zes uur achter elkaar in het donker rondjes op de baan te lopen? Ik misschien wel, maar ik ben er fysiek nog niet toe in staat. Gelukkig was het ook mogelijk om als deel van een estafetteteam te lopen. Toen ik me aanmeldde, had ik nog nooit meer dan een halve marathon gelopen, dus ik stelde me voor dat ik zo’n twee uur zou volmaken. Inmiddels heb ik met succes de Veluwezoomtrail volbracht (27 km), daarom dacht ik later dat drie uur ook wel haalbaar moest zijn. Samen met Jesse en Michelle vormde ik een team. Er was nog een estafetteteam van twee personen, en dan waren er nog een stuk of twintig deelnemers die wél voor de zes uur opteerden.

Initiatiefnemer was Martin Dekker, enthousiast marathon- en ultraloper. Dat Martin zo ver kan lopen heeft hij, behalve aan zijn uithoudingsvermogen en noeste trainingsarbeid, vooral te danken aan ChiRunning, een hardlooptechniek die je ontspannen leert lopen, waardoor je met minder kans op blessures grotere afstanden kunt lopen. Zoals sommigen van mijn lezers weten, heeft ChiRunning mij ook veel goeds gebracht, en het was ook via het ChiRunning-circuit dat ik van de Tartan6uurse hoorde. Het was alweer de tweede editie die Martin organiseerde, samen met ChiRunning-trainster Ans Oudejans van ChiCoaching, en het was allemaal prima georganiseerd. Kaarsjes langs de baan (uit Polen geïmporteerde graflichtjes), een tafel met koek en zopie, en verder geen toeters en bellen.

Daar gaan we; ik heb nummer 717

Toen ik om een uur of elf aankwam, stonden de kaarsjes al te flakkeren. Ik ontmoette mijn estafettegenoten – Jesse kende ik al van de ChiRunning-training – en we probeerden een schema te bedenken. Het was geen echte wedstrijd, dus als we een deel samen wilden lopen, mocht het ook. Uiteindelijk spraken we af dat ik mocht beginnen, eerst een uur en dan zou ik kijken of ik nog verder wilde. Ik vond het best spannend, want ik loop eigenlijk nooit op de baan. Mede met het oog op de afstand nam ik me voor om rustig te beginnen, zo’n 9 km per uur.

Om twaalf uur loste Ans het startschot. De sfeer was rustig, bijna sereen. Enkele lopers liepen in groepjes, de meeste liepen rustig en geconcentreerd in hun eentje. Het was heerlijk weer, niet koud, bewolkt, maar af en toe kwam de net niet meer volle maan tussen de wolken door. 9 km per uur bleek een goede snelheid, die ik makkelijk een uur kon volhouden. Daarna vond ik het toch wel prettig om even te wisselen. Ik meldde me bij mijn twee medelopers, maar die waren daar nog niet op bedacht. Dus liep ik nog maar een paar extra rondjes en toen ik uiteindelijk in de buurt van de koek- en zopietafel tot stilstand kwam, had ik er ruim 10 km op zitten. Ik nam een stukje banaan en keek op mijn gemak naar de andere lopers, sommige liepen heel rustig en bedachtzaam, andere zetten er flink de pas in. Ook waren er grote verschillen in looptechniek, waaruit bleek dat zeker niet alle ultralopers ChiRunners zijn.

Initiatiefnemer Martin Dekker

Na een half uur wilde ik eigenlijk wel weer een stukje lopen, zeker toen bleek dat Michelle na een paar rondjes al had moeten opgeven wegens knieproblemen. Jesse wilde pas na twee uur beginnen. Ik liep nog steeds lekker, al moest ik wel opletten dat ik ontspannen bleef lopen, De baan is zo gelijkmatig dat je geen externe prikkels krijgt om op je techniek te letten. Na een halfuur nam Jesse het weer van mij over en ik nam een halfuurtje rust. Lekker even langs de baan zitten of in de kleedkamer, waar zich ook al een enkele zesuurloper meldde die te hard van start was gegaan en zijn kruit had verschoten. Terwijl Jesse bleef doorlopen, stapte ik ook weer de baan op. Aan het eind van mijn halfuur constateerde ik dat ik nog maar twee kilometer van een halve marathon af zat, dus ik liep nog maar even door. Ik voelde inmiddels wel wat pijntjes hier en daar, maar door zoveel mogelijk te ontspannen kon ik ze redelijk de baas. Na het voltooien van de halve marathonafstand ging ik voldaan de baan af. Als ik nu drie kwartier pauze hield, was het vier uur en dan kon ik met nog twee keer een half uur makkelijk de dertig kilometer halen. Dat werd mijn nieuwe doel. Eigenlijk verbazingwekkend hoe snel het allemaal voorbij ging!

Tijdens het eerste halve uur na de pauze ging het allemaal wat moeizamer, maar het laatste half uur ging ik juist weer iets sneller. Naarmate de tijd verstreek, werd het rustiger op de baan; soms leek het wel alsof ik helemaal alleen tussen de graflichtjes liep…

Jesse liep door tot twintig minuten voor het eind, toen hij ook precies dertig kilometer had gelopen. En vlak voor het eindschot liepen we een slotrondje met zijn drieën (Michelle had uiteindelijk met wandelen toch nog 17 km bij elkaar gesprokkeld!). En zo eindigde ik na drieënhalf uur lopen op 31,2 km. (De volledige uitslag vind je hier.) Een nieuw afstandsrecord. Hoewel ik niet helemaal zeker weet of het telt, met al die pauzes ertussen. Maar anderzijds, ik heb het wél gelopen, en telkens weer op gang komen is ook niet makkelijk. Of ik er trots op moet zijn, weet ik al evenmin. Rondjes lopen is niet een heel zinvolle bezigheid, maar ook weer anderzijds, ik heb mezelf een doel gesteld en dat zelfs overtroffen.

Hoe dan ook, na de loop was er een heerlijk ontbijt voor ons klaargezet door de vrijwilligers van Suomi. Ik voelde me een dwerg  naast de doorgewinterde ultralopers. De meeste zagen er nog opvallend monter uit. En ze praatten over de LangsteNachtLoop, de 12- en 24-uursloop die Martin en Ans in december gaan organiseren.

Foto’s: Wilma Vermunt en André Sietsma

Dit bericht is ook verschenen op de website van Dutch Road Runners.

Zac Freudenburg, bergloper in de Lage Landen. Achter de buggy langs Route 66 en het Amsterdam-Rijnkanaal

Ik was zijn naam al een paar keer tegengekomen, bij loopjes waar je zo’n naam niet direct zou verwachten, zoals de Derde Kerstdagloop of de Ronde van Abcoude, en altijd in de hoogste regionen, vaak zelfs als winnaar. ‘Zac Freudenburg, USA’, stond er dan. Toen ik in mei meedeed aan de Koning van Spanje Trail, was hij favoriet voor de lange afstand, die hij het jaar daarvoor ook al had gewonnen. Hij won inderdaad en kwam na een zware tocht met veel modder en regen ontspannen glimlachend over de finish. Bij de uitslagen stond ditmaal ‘Zac Freudenburg, Diemen’. Wie is deze Nederlandse Amerikaan?

Zac Freudenburg op de Nesciobrug.
Foto Marianne Oosterbroek

Als we elkaar voor het interview ontmoeten, oogt Zac Freudenburg (1978) bescheiden en vriendelijk. Hij is klein en donker, heeft lang haar en een baardje. En hij woont inderdaad in Diemen, sinds december 2010. Maar al een jaar of tien daarvoor was het de liefde die hem naar Nederland bracht. “Ik heb mijn vrouw leren kennen toen ze met een uitwisselingsprogramma aan mijn universiteit kwam studeren. Zij ging terug naar de universiteit van Groningen. Later ben ik ook naar Groningen gekomen en heb daar informatica gestudeerd. We zijn getrouwd en weer naar Amerika gegaan, naar St. Louis. En na zes jaar zijn we weer hierheen gekomen.”

Montana

Hij was er al vroeg bij als hardloper. “Mijn vader liep hard. Ik liep mijn eerste wedstrijdje toen ik zes was. We woonden in Montana. Mijn ouders zijn gescheiden, maar mijn vader is in Montana blijven wonen. Daarom loop ik graag in de bergen.”

Tijdens zijn studie informatica aan Beloit College in Wisconsin was hij naar eigen zeggen als hardloper “niet zo competitive”. Dat belette hem niet kampioen te worden in veldlopen en op diverse afstanden op de baan in de competitie van de Midwest Conference, waarin tien colleges tegen elkaar strijden. Ook nam hij deel aan nationale kampioenschappen. Volgens de website van zijn college zijn sommige van zijn records nog ongebroken en is hij dit jaar opgenomen in de Beloit College Athletic Hall of Honor.

In 2001 kwam hij naar Nederland. Hij werd lid van de Groningse studentenatletiekvereniging Vitalis en zat daar in het bestuur. Hij heeft er zijn sporen nagelaten, want tot op de dag van vandaag organiseert Vitalis de Zac Freudenburg Cross. “Ik had een vast trainingsrondje door het Stadspark en heb daar een cross georganiseerd. Toen ik uit Groningen weg was, hebben ze die naar mij vernoemd.” Dit jaar en het jaar daarvoor deed Zac zelf mee – met startnummer 1 – en hij won.

Oudere mannen

In 2005 vertrok hij weer naar Amerika, om promotieonderzoek te doen aan de Washington University in St. Louis. Hij liep onder meer de marathon van Boston, waar hij in 2007 negentiende werd. In 2009 verbeterde hij het parcoursrecord van de marathon van St. Louis. Intussen ging zijn interesse steeds meer uit naar berglopen. Als lid van het Amerikaanse bergloopteam deed hij tweemaal mee aan het WK berglopen en tweemaal aan de World Long Distance Mountain Running Challenge. “Ik vind het mooier om te doen en ik ben er ook sterker in. Ik ben vrij zwaar en klein, dus ik haal niet zo’n hele hoge snelheid op de weg. Eigenlijk vind ik het ook makkelijker. Op de weg is het moeilijk om je snelheid vast te houden. De bergen zijn veel afwisselender, je gebruikt steeds andere spieren.” Toch zit het winnen van zo’n bergloop er nog niet in, denkt hij. “Berglopen worden altijd gewonnen door oudere mannen. Die hebben meer uithoudingsvermogen.”

In 2009 behaalde Zac nog een bijzonder record, het wereldrecord marathonlopen achter een buggy, bij de Route 66 Marathon in Tulsa, in 2.32.10. “Er was al een recordhouder, die in het Guinness Book of Records vermeld stond, Michael Wardian. Ik kwam hem ergens tegen en raakte met hem aan de praat. Ik wist toen net dat we ons eerste kind kregen, en bij hem kwam er een tweede. Toen onze zoon eenmaal geboren was, ben ik met hem in de buggy gaan trainen. Michael Wardian kwam erachter dat ik het wereldrecord wilde verbeteren en toen wilde hij ook. Ik werd wel even bang dat het te zwaar zou worden voor mijn zoon. Maar ik heb hem goed voorbereid en uiteindelijk heeft hij bijna de hele tijd liggen slapen.” Michael Wardian, zonder buggy winnaar van vele Amerikaanse marathons en ultramarathons, verbeterde zijn eigen record van 2.42.21 tot 2.34.37, maar Zac was nog sneller. Het nieuwe record staat overigens nog niet in het Guinness Book of Records: “Dat blijkt een hele procedure te zijn.” Inmiddels is hij aan het trainen met zijn jongste zoon van anderhalf.

Hersensignalen

Terug in Nederland kreeg Zac een postdoc-aanstelling aan het Universitair Medisch Centrum in Utrecht. Hij meet en analyseert hersensignalen met een brain-computerinterface. “Ik verricht metingen direct op de schedel en voer die in in de computer. Je kunt hersensignalen zelfs gebruiken om een computer aan te sturen. Dat biedt bijvoorbeeld perspectieven voor mensen die alleen hun ogen kunnen bewegen. Ik ben erg geïnteresseerd in de werking van de hersenen, en op deze manier kan ik een bijdrage aan het onderzoek leveren zonder dat ik een neurologische achtergrond heb.”

Sinds zijn terugkomst heeft hij alweer de nodige sporen achtergelaten op de Nederlandse wegen en paden. Zo werd hij vorig jaar winnaar op de halve marathon van de Derde Kerstdagloop in Arnhem, net als in 2004 en 2006. (“Mijn schoonouders wonen in Nijmegen, dat combineer ik dan met het kerstdiner.”) Maar ook op de weg boekte hij mooie resultaten. Zo liep hij vorig jaar 2.23.15 op de Amsterdam Marathon. Hij traint één keer per week met de Bramsterdammers, een samenwerkingsverband van de Amsterdamse atletiekverenigingen AV ’23, Phanos en AAC, onder leiding van Bram Wassenaar. “Ik zit in een leuke groep van rond de 2.20. Maar ik train ook graag alleen, en ik verken de buurt met de kinderen in de buggy. We lopen naar IJburg, langs het Amsterdam-Rijnkanaal, naar Driemond en Abcoude.”

Sinds kort is Zac officieel Nederlander. “Nu kan ik dus ook namens Nederland meedoen aan wedstrijden. Maar ja, berglopen blijf ik als Amerikaan doen, want Nederland heeft geen bergloopteam.” En ook geen bergen. Toch is hij heel tevreden met zijn nieuwe vaderland. “Het is een mooi land, ook om kinderen op te voeden. In Amerika moet je voor alles eerst in de auto stappen, hier kan alles lopend of op de fiets. En ik zit nu dichter bij de bergen dan toen ik in St. Louis woonde. De Rocky Mountains in Montana zijn het allermooist, maar de Alpen zijn heel interessant, ze zitten tussen de Appalachen en de Rocky Mountains in. Zwaar om te doen, maar je herstelt snel.”

Dit artikel verscheen in Le Champion van september 2012. Je kunt het hier als PDF lezen.