Het korte bestaan van de eerste Jiddische krant (1686-1687)
Oeri Faibesj Halevi heette hij en hij was de uitgever van de allereerste Jiddische krant ter wereld. Een serieus nieuwsorgaan, geen roddelblaadje. De Amsterdamse bibliothecaris David Montezinos kreeg de Koerant meer dan twee eeuwen later bij toeval in handen. Waarover schreef de krant en wie waren de lezers?
David Montezinos (1828-1916), boekverzamelaar en bibliothecaris van Ets Haim, de bibliotheek van de Portugese synagoge in Amsterdam, was altijd op zoek naar zeldzame boeken. Op 29 augustus 1902 stond hij in de Nieuwe Amstelstraat naar de brand in het Floratheater te kijken, toen hij benaderd werd door een reizende boekverkoper. De man toonde hem een bundel met honderd nummers van een onbekende, in Amsterdam gedrukte Jiddische krant uit de 17de eeuw, de Koerant. Zonder aarzelen kocht Montezinos de bundel.
Wat hij in handen had, was de oudste Jiddische krant ter wereld. En dat was duidelijk niet een of ander roddelblaadje. De Koerant was een serieus nieuwsblad, vooral gericht op internationale gebeurtenissen. De exemplaren in de bundel waren uitgegeven door twee drukkers: de edities van 9 augustus 1686 tot 3 juni 1687 verschenen bij de Asjkenazische drukker Oeri Faibesj Halevi (ook wel ‘Philips Levi van de Velde’ genoemd), die van 6 juni tot 5 december 1687 bij de Sefardische drukker David de Castro Tartas. Beide drukkers maakten gebruik van dezelfde zetter en redacteur: Mosje bar Avraham Avinoe (of zoals zijn naam toen waarschijnlijk werd uitgesproken: Mousje bar Avrom Ovinoe). De krant verscheen op dinsdag en op vrijdag, hoewel gedurende twee perioden alleen op vrijdag, omdat de dinsdagse editie niet goed verkocht.
Vreemde eend
Wie lazen de Koerant? Na de Spaanstalige Sefardische Joden die in de 16de eeuw in Amsterdam waren neergestreken, kwamen er in de 17de eeuw hoofdzakelijk Asjkenazische Joden naar de stad, afkomstig uit Midden- en Oost-Europa. Zij spraken Jiddisch, waren meestal arm en minder ontwikkeld dan de Sefardiem. Het uitbreken van de Dertigjarige Oorlog in 1618 had een vluchtelingenstroom uit Duitsland op gang gebracht, later gevolgd door Joden uit Polen en Litouwen die de wijk namen voor pogroms en andere oorlogen. Niet iedereen kwam overigens vanwege oorlogsgeweld naar Amsterdam; de stad stond bekend als een plek waar het relatief goed toeven was voor Joden. Aan het eind van de 17de eeuw woonden er 8000 Joden in de Republiek, van wie 6000 – de helft Asjkenaziem – in Amsterdam.
Amsterdam was het centrum van de Hebreeuwse en Jiddische boekproductie, voor zowel binnenland als buitenland. Te midden van de veelal religieuze werken was de Koerant een vreemde eend in de bijt. Er bestond behoefte aan een Jiddische krant. Veel Asjkenazische Joden leefden in diepe armoede, maar er waren ook zakenlieden, die op de hoogte wilden blijven van de situatie in de wereld om daarover mee te kunnen praten met hun niet-Joodse zakenrelaties. Zo’n blad moest in het Jiddisch zijn, omdat ze het Nederlands (nog) onvoldoende beheersten.
Afkomst
De eerste drukker en uitgever van de Koerant was de Asjkenazische Oeri Faibesj (= Phoebus) Halevi (1627-1715), een geboren Amsterdammer. Zijn grootvader en zijn vader waren uit Emden naar Amsterdam gekomen toen hier nog weinig Asjkenazische Joden woonden. Zij bewogen zich in Sefardische kringen (onder meer als koosjere slachters). Het verhaal wil dat zij Sefardische immigranten die gedwongen tot het katholicisme waren bekeerd weer de joodse gebruiken hebben geleerd. Zo kwam het dat Oeri Faibesj Halevi al vroeg vertrouwd raakte met de Sefardische gemeenschap. En door zijn huwelijk met zijn nichtje had hij ook contacten buiten de Joodse wereld. Haar vader (die dus getrouwd was met Oeri’s oudere zus) was namelijk van christelijke komaf.
Halevi begon in 1658 zijn eigen drukkerij en uitgeverij en werd een toonaangevende Joodse drukker. Zijn meest ambitieuze project was de uitgave van een Jiddische vertaling van de Hebreeuwse Bijbel, die hem financieel aan de rand van de afgrond bracht. In 1686 moest hij een deel van zijn inventaris verpanden. 1686 was ook het jaar waarin de eerst bekende editie van de Koerant verscheen. Mogelijk werd hij behalve door zijn eigen achtergrond ook geïnspireerd door Sefardische en christelijke drukkers, met wie hij veel omging. Juist in de uitgeverswereld bestond veel contact tussen Asjkenaziem en Sefardiem en tussen Joden en christenen. Het gilde van boekdrukkers, boekverkopers en boekbinders was een van de weinige gilden die openstonden voor Joden.
Voorbeeld
Halevi schreef in het voorwoord van de Jiddische Bijbelvertaling dat de Sefardiem hem op het idee hadden gebracht om in de spreektaal te publiceren. Hij meende dat de Bijbelvertaling – geïnspireerd door de Nederlandse Statenvertaling uit 1637 – Joden de kennis verschafte om discussies aan te gaan met christenen. Het is goed denkbaar dat hij met de Koerant de Joden de gelegenheid wilde geven om mee te praten over de toestand in de wereld.
In juni 1687 deed hij om onbekende redenen de Koerant over aan de Sefard David de Castro Tartas (geboren in het Zuid-Franse stadje Tartas en in 1640 naar Nederland gekomen}. In 1662 was hij een drukkerij en uitgeverij begonnen. Hij publiceerde behalve gebedenboekjes in het Hebreeuws en het Spaans, ook Jiddische romans en geschiedenisboeken. En hij gaf kranten uit. De bekendste was de Spaanse Gazeta de Amsterdam, die zeker dertig jaar bestaan heeft – tussen 1672 en 1702 – en waarschijnlijk zowel voor Sefardische Joden als niet-Joden bestemd was. Mogelijk was de Gazeta een voorbeeld voor Halevi.
Intermediair
De Koerant draaide om zetter en redacteur Mousje bar Avrom Ovinoe (overleden in 1733/1734), ook bekend als Moses Abrahamsz of Moses Polak. Hij werd als christen geboren in Nikolsburg (nu het Tsjechische Mikulov), destijds hét centrum van de Moravische Joden, bekeerde zich tot het jodendom en kwam begin jaren tachtig – inmiddels getrouwd met een joodse vrouw – naar Amsterdam. In 1686 vertaalde hij voor Oeri Faibesj Halevi een Hebreeuws boek naar het Jiddisch. Aangezien hij Duitstalig was en het Latijnse alfabet beheerste, had hij waarschijnlijk niet zoveel moeite met de Nederlandse krantenberichten en ligt het voor de hand dat hij ook optrad als vertaler en redacteur. Zetters fungeerden vaak als intermediair tussen de Joodse en de christelijke wereld.
Eigen nieuws bracht de Koerant bijna niet. De Joodse drukkers verkeerden vrijwel voortdurend in geldnood en konden zich geen betaalde correspondenten of persbureaus permitteren, zoals sommige Nederlandse kranten. Mousje greep daarom naar de belangrijkste twee kranten die destijds – driemaal per week – verschenen: de Oprechte Haerlemse Courant en de Amsterdamse Courant. De inhoud van de Koerant is voor zo’n 80 procent ontleend aan deze twee nieuwsbladen. Van de berichten maakte Mousje door behendig ‘knippen en plakken’ lopende verhalen. Hij gaf extra uitleg over mogelijk onbekende zaken en versimpelde het taalgebruik, om aan de behoeften van zijn lezers tegemoet te komen.
De kranten stonden vol met oorlogsnieuws, vooral over de oorlog tussen het Habsburgse en het Ottomaanse Rijk, met als hoogtepunt de herovering van de Hongaarse stad Boeda op de Turken in september 1686. Ook al nam de Republiek niet deel aan die oorlog, in de publieke opinie bestond veel angst voor ‘de Turken’, die grote delen van Oost- en Zuid-Oost-Europa in hun macht hadden.
Human interest
De oorlog in Hongarije was in de Koerant veel meer nog dan in de Nederlandse kranten het belangrijkste onderwerp en vulde meer dan de helft van de kolommen (daar kwamen andere gewapende conflicten in Europa nog bij). Veel lezers van de Koerant of hun ouders waren gevlucht voor oorlogsgeweld in Oost-Europa, of hadden daar familie. Bovendien waren Asjkenazische zakenlieden in de Republiek, met name de familie Gomperz, betrokken bij de bevoorrading van het Habsburgse leger in Hongarije.
Zoveel oorlogsnieuws betekende niet dat redacteur Mousje ander nieuws negeerde. Het blad bevatte relatief veel human-interestberichten, denk aan natuurrampen, ongelukken en sensatienieuws als de geboorte van een kind met twee hoofden. Meestal kwam dit nieuws uit het buitenland, maar ook de overstromingen in Noord-Nederland en de grote brand van mei 1687 in Durgerdam werden uitgebreid verslagen. Opmerkelijk genoeg zijn er eveneens berichten over ongehoorzame monniken en nonnen, en zelfs over wonderen van een katholieke heilige. Eigen nieuws over Joden bracht de Koerant niet, een enkele uitzondering daargelaten, wel natuurlijk berichten over Joden uit andere kranten.
Lokaal Amsterdams nieuws ontbrak geheel, maar dat gold ook voor de Nederlandse kranten. Dat had onder meer met censuur te maken. Brandende kwesties werden meestal in pamfletten uitgevochten.
Verdwenen
Misschien zijn er nog meer nummers van de Koerant verschenen dan de honderd in de bundel, maar veel zullen het er niet geweest zijn. Mousjes naam viel voor het eerst in 1686 en kort na het laatst bekende nummer van de Koerant (5 december 1687) begon hij zijn eigen drukkerij (eerst in Nederland, later ging hij naar Duitsland). Er zijn geen aanwijzingen dat hij de krant meenam of dat anderen zijn werk voortzetten. Vermoedelijk had de Koerant gewoon te weinig abonnees. Misschien herkende de Asjkenazische gemeenschap zich niet in een krant die zo weinig Joods van karakter was. De eerste Jiddische krant ter wereld was geen lang leven beschoren.
Met uitzondering van één nummer van een krant uit 1781, kort na het begin van de Vierde Engelse Oorlog, zijn in Nederland verder geen Jiddische kranten opgedoken. Pas halverwege de 19de eeuw verschenen er Joodse kranten met Joods nieuws in het Nederlands. In Oost-Europa bloeide toen ook de Jiddische pers op. David Montezinos, de man die bij toeval de kranten in handen kreeg, overleed in 1916 en schonk zijn vondst aan Ets Haim. De bundel overleefde de Tweede Wereldoorlog, maar is sinds de jaren zeventig spoorloos verdwenen. Hij zou overgebracht worden naar de Nationale Bibliotheek in Jeruzalem, maar is daar voor zover bekend niet aangekomen. Gelukkig waren er eerder foto’s gemaakt, die zich in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek bevinden en binnenkort worden gedigitaliseerd.
Hilde Pach promoveerde in 2014 aan de Universiteit van Amsterdam op de geschiedenis van de Koerant. Ze werkt als literair vertaalster Hebreeuws en Jiddisch en is freelancejournalist.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Ons Amsterdam (september 2018), p. 20-23. Het is gebaseerd op mijn proefschrift Arranging Reality. Daarover kun je meer lezen als je hier klikt.