Het bijzonderste en misschien ook wel het mooiste boek dat Amos Oz heeft geschreven, is Dezelfde zee uit 1999. Mijn vertaling verscheen in januari 2000 bij Meulenhoff. In maart 2014 zou De Bezige Bij een herdruk publiceren. Die heeft wat vertraging opgelopen, maar nu is hij er dan toch.
Het bijzondere van het boek zit hem in de vorm, de stijl en de inhoud. Het is een mengeling van proza en poëzie, korte teksten, waarvan sommige veel weg hebben van ‘echte’ gedichten, met metrum en soms ook met rijm, andere meer van prozagedichten of ‘gewoon’ proza. Als je op de blauwe woorden klikt, zie je van allemaal een voorbeeld. Maar welke vorm de tekst ook heeft, elke regel is met zorg gecomponeerd. Toen ik het boek vertaalde, las ik zowel het origineel als de vertaling steeds hardop aan mezelf voor, en soms ook aan anderen, om te horen hoe het klonk, en of ik erin geslaagd was de muziek van de vertaling enigszins te laten klinken als de muziek van het origineel. De prozagedichten bestaan uit lange regels, die in de vertaling vaak niet op één regel pasten. Dat leverde lelijke afbrekingen op, wat nog werd versterkt doordat de Nederlandse uitgave een kleinere bladspiegel heeft. Ik heb Amos Oz toen om toestemming gevraagd om de regels op een andere plaats af te breken. Die toestemming kreeg ik, en ik heb vervolgens, ook weer door hardop voor te lezen, nieuwe afbreekplaatsen gecreëerd.
Ook de inhoud is bijzonder. De plot lijkt simpel. De belangrijkste personages zijn Albert Danon, een belastingadviseur van middelbare leeftijd uit de saaie badplaats Bat Jam, zijn pas aan kanker overleden vrouw Nadia, hun zoon Rico, die door Tibet zwerft, en diens vriendin Dita. Maar ook de schrijver zelf komt erin voor, evenals zijn overleden ouders. De levenden en de doden hebben in dit boek een min of meer gelijkwaardige positie, evenals fictieve en werkelijk bestaande personen. Zo ontmoet de schrijver in de hotellobby Dita, die daar ’s nachts als receptioniste werkt. Rico ontmoet zijn overleden moeder in Tibet, en de schrijver spreekt zijn ouders toe. In dit boek refereert Amos Oz voor het eerst expliciet aan de dood van zijn moeder, die zelfmoord pleegde toen hij twaalf was, en probeert hij duidelijk te maken wat haar daad voor hem heeft betekend. In dat opzicht kun je Dezelfde zee als opstapje zien naar Oz’ grote roman Een verhaal van liefde en duisternis, die drie jaar later verscheen en waarin zijn moeders zelfmoord centraal staat.
Op internet trof ik een mooie recensie aan van Dezelfde zee, geschreven door Noud Bles. Daarin schrijft hij ook dat de dichteres Hagar Peeters zich voor haar bundels Koffers zeelucht en Loper van licht heeft laten inspireren door Dezelfde zee.
Toen ik de drukproef van de herdruk onlangs doorlas, werd ik opnieuw getroffen door de simpele schoonheid en door de muzikaliteit van de tekst, die naar mijn idee ook opklinkt uit de vertaling. Misschien is dit wel de vertaling waarop ik het meest trots ben.
Hieronder het prozagedicht ‘Magnificat’, waarin de schrijver alle levende en dode personages uit het boek in zijn eigen tuin bijeen heeft gebracht, met zijn ouders, zijn vrouw en zijn kinderen en kleinkinderen.
Magnificat
Een ochtend van oranje geluk: sta op om half vijf en zit al
om vijf uur na de koffie aan de tafel en bijna meteen komen er
twee zuivere regels uit, komen uit de pen op het papier als een lenig jong
katje dat geboren wordt door een kokette draai uit de dichte struiken,
en nu ze eruit zijn, is het alsof ze niet geschreven zijn alsof ze er altijd
waren, ze zijn, niet van mij maar van zichzelf. Het licht van de bergen
uit het oosten strekt schaamteloos zijn handen uit, betast verborgen
plekken, maakt dat alles gaat hijgen, vogels, boomtoppen, wespen,
van vreugde verlaten we de schrijftafel en gaan nog voor zes uur
naar buiten om in de tuin te werken, de zogenaamde verteller, de
hoofdpersonen van de bekentenis, de verdoezelde auteur,
de schrijver die vroeg is opgestaan en ik.
Rozen, mirtestruiken, bougainville, viooltjes en een saliestruik, allemaal
hebben ze dauwdruppeltjes verzameld en allemaal worden ze zacht
verlicht. Rico en Gigi Ben Gal graven irrigatiekuiltjes rondom de twee
citroenbomen terwijl Nadia en mijn vader en Dombrov de rozentakken
snoeien en Avram helpt de auteur en Albert om met een schoffel
de borders te wieden en alleen vlak bij de bloemen bukken ze zich en
wieden ze met de hand. Bettine en mijn moeder en Dita zitten op hun knieën,
binden de lathyrus op aan dunne steunstokken en ook de
Russische handelsreiziger verblijft hier op weg naar China, repareert het
wingerdprieel en mijn dochter Fania assisteert hem, vraagt hem wat ze
in Nanking over Nizjni weten en hoe Nizjni eruitziet vanuit Nanking,
en Mirjam vult een bloembak en ook de Nederlanders zijn er,
Thomas, Johan, Wim en Paul, graven plantkuiltjes
op plekken die de timmerman Elimelech aanwijst en mijn dochter Galia
snoeit, ook al zou zij het allemaal heel anders hebben aangepakt,
en de man die de eerste echtgenoot van Nadia was veegt droge bladeren
bijeen en neuriet in zichzelf en mijn zoon Daniël schoffelt improviseert
musiceert met een hooivork en de dochter van de timmerman
harkt de tuin aan en Radjab strooit mest. Aan de Zeestraat en in de
Cyclamenstraat slapen nog mijn kleine kleinkinderen Dean, Nadav,
Alon en Jaël, en hier in de tuin, voorzichtig om ze niet wakker te maken,
streel ik met mijn hand de zoete lucht die trilt om het haar van hun hoofdjes
en onderdruk een hevige lust om aan hun wangetje of voorhoofd te likken
om zachtjes tussen mijn tanden hun teentjes te verslinden. Een ochtend
van oranje geluk alle wensen zijn gedoofd en alleen de vreugde
is verlicht. Verdriet, angst en schaamte zijn vandaag zo ver van mij
verwijderd als de ene droom van de andere. Ik doe mijn schoenen uit,
besproei met de tuinslang mijn voeten, mijn jonge aanplant,
het licht, wat ik kwijt ben, ben ik vergeten, wat me pijn deed
is vervlogen, wat ik heb opgegeven, heb ik opgegeven en wat me rest
is voldoende. Dertig vingers van mijn kinderen, veertig vingers van mijn
kleinkinderen, en mijn huis, en de tuin, en mijn lichaam, de regels die
vanochtend uit mijn pen zijn gekomen, en nu roept voor het raam ook nog
mijn mooie vrouw, zo dicht bij het hart, ons allemaal naar huis, er is gesneden
brood en kaas en olijven en salade en zo meteen is er ook koffie. Daarna
ga ik weer schrijven en misschien lukt het me om de jongen
veilig terug te brengen die in de bergen op zoek ging naar de zee die
voor zijn huis ligt. We hebben genoeg gezworven. Tijd om tot een
goed einde te komen.