In het vorige nummer van Grine medine berichtten we over de dood van Josl Birstein. Nog voordat het nummer was uitgekomen, op 22 maart 2004, overleed een andere belangrijke Jiddisje schrijver, Avraham (Avrom) Karpinovitsj.
Avrom Karpinovitsj werd in 1913 geboren in Wilne. Zijn vader, Moisje Karpinovitsj (1882-1941), was de oprichter van het Jiddisje Volkstheater van Wilne. Hij werd kort na de Duitse inval in 1941 gedood in het getto van Wilne. Avrom zelf vluchtte naar de Sovjet-Unie, keerde in 1944 voor korte tijd terug naar Wilne en probeerde in 1947 naar Palestina te emigreren. Hij werd door de Britten geïnterneerd op Cyprus, maar kon zich in 1949 dan toch in Israël vestigen. Vanaf 1952 was hij zakelijk leider van het Israëlisch Filharmonisch Orkest. Daarnaast is hij zijn leven lang blijven schrijven in tijdschriften als Naiwelt, Letste najes en Di goldene kejt, en hij publiceerde een aantal verhalenbundels. Al op de boot naar Palestina en in het kamp op Cyprus beschreef hij zijn lotgenoten. Verhalen over hen en over Israëli’s die hij later ontmoette, zijn opgenomen in zijn eerste bundel, Der weg kin Sedom (Tel Aviv 1959).
Later schreef hij vooral over zijn geboortestad Wilne, die aanvankelijk tot tsaristisch Rusland behoorde en na de Eerste Wereldoorlog deel ging uitmaken van Polen. De bundels Bam Wilner doerchhoif (Tel Aviv 1967) en Wilne main Wilne (Tel Aviv 1993) beschrijven het dagelijks leven van de joden in het vooroorlogse Wilne. Zijn aandacht ging vooral uit naar de eenvoudige mensen en naar de onderwereld. Karpinovitsj schreef met veel oog voor detail, wat betreft zowel de lokale situatie als de relatie tussen de personages. Het hier afgedrukte verhaal ‘Der folklorist’, uit Bam Wilner doerchhoif, is daarvan een goed voorbeeld. Zelfs op een plattegrond van het moderne Vilnius is nog te volgen in welke straten de handeling zich afspeelt. De Troker gas heet nu in het Litouws Trakų gatve, en er is nog steeds een parkje; in Savičiaus gatve is de Savitsjer gas te herkennen, de straat waar de folklorist woonde. En zijn werkplek, het Jidisjer Wisensjaftliker Institoet, oftewel het YIVO, was inderdaad gevestigd in de Wiwulskistraat. Het gebouw werd in de oorlog verwoest, de meeste medewerkers werden vermoord. Het YIVO zelf overleefde de sjoa: de ook in het verhaal genoemde directeur Max Weinreich wist tijdig te ontkomen en maakte van het bijkantoor in New York de nog steeds bestaande hoofdvestiging.
Maar de meeste indruk in het verhaal maakt de subtiele beschrijving van de tragikomische verhouding die zich ontwikkelt tussen de folklorist en zijn onderzoeksobject, de visverkoopster Channe-Merke, waarbij Karpinovitsj de voor de hand liggende valkuilen, het karikaturale en het nostalgische, weet te vermijden.
Toen Litouwen in de jaren negentig onafhankelijk van de Sovjet-Unie was geworden, ging Karpinovitsj regelmatig terug naar zijn geboortestad, waar hij de nagedachtenis van zijn vader eerde met een plaquette. Zijn hernieuwde kennismaking met de stad en het gemis dat hij daarbij voelde, verwerkte hij onder meer in de bundel Wilne main Wilne. Ook werkte hij enkele malen mee aan de zomercursus Jiddisj die vanaf 1998 jaarlijks plaatsvindt aan de universiteit van Vilnius. Hij las de studenten voor uit zijn werk en vertelde over zijn herinneringen aan de stad. Een van de studenten merkte op over zijn laatste optreden, afgelopen zomer: ‘Voor mij was hij een van de hoogtepunten van de maand. Hoewel hij zich moeizaam bewoog, straalde hij nog steeds iets jeugdigs uit. Zijn voordrachten waren uitstekend. Je kon horen dat hij leefde voor de taal.’
Oorspronkelijk verschenen in Grine medine 16 (juli 2004).
Na 2004 vertaalde ik nog twee verhalen van Karpinovitsj, die ook op deze website te vinden zijn: ‘Zelik de Weldoener en Orke de Meier’ en ‘Graaf Paardenbloem’.
1 ping
[…] te lezen. In Grine medine 16 (juli 2004) schreef ik een in memoriam over hem. Je kunt dat hier lezen. Daarin vind je ook links naar de verhalen die ik van hem vertaald heb. Boris Sandler, […]