De Israëlische literatuur spreekt Nederlanders aan, zo wordt wel gezegd, omdat er zo veel in gebeurt: oorlog, drama, conflicten. Als dat waar is, valt moelijk te verklaren waarom Meir Shalev hier zo veel succes heeft. Onlangs trok hij twee weken lang door Nederland ter gelegenheid van de verschijning van zijn laatste romanvertaling, De grote vrouw. En overal stroomde het publiek toe. Terwijl Shalevs boeken helemaal niet over ‘grote’ onderwerpen gaan, maar over het simpele leven op het land of in de stad, over familierelaties, over herinneringen vooral. Zo ook in De grote vrouw, waarin, strikt genomen, vrijwel niets gebeurt. De mannelijke hoofdpersoon, Refael, waterleidinginspecteur in de Negev-woestijn, leidt een buitengewoon rustig leven en denkt terug aan zijn jeugd in Jeruzalem, te midden van vijf vrouwen, zijn boekenverslindende moeder, zijn krengige zuster, zijn gierige grootmoeder, de ‘rooie tante’ die eet om te braken of braakt om te eten, en de wilde ‘zwarte tante’, die telkens zwanger wordt en abortus laat plegen, tezamen ‘de grote vrouw’ genoemd.