Vanaf het begin van mijn vertaalcarrière heb ik A.B. Yehoshua al willen vertalen, maar het is er niet eerder van gekomen. Zelfs zijn iets minder geslaagde boeken zijn altijd nog een genot om te lezen. Yehoshua weet als geen ander een complete, rijkgeschakeerde wereld op te roepen, waarin zowel aandacht is voor de details in de relatie tussen man en vrouw, familieleden, collega’s, als voor de wereld om hen heen. Hij weet ook heel knap de ‘kleine’ en de ‘grote’ wereld met elkaar te verbinden zonder dat het ontaardt in clichés. Hij was een van de eerste Israëlische auteurs die schreven over de relatie tussen joden en Arabieren, hij schreef over de lotgevallen van een emigrante uit de voormalige Sovjet-Unie, en de roman Vriendschappelijk vuur (Wereldbibliotheek, Amsterdam 2010) gaat onder meer over de rol van het Israëlische leger op de Westelijke Jordaanoever. Het genot van het lezen zit echter niet alleen in de onderwerpkeuze, maar minstens zo veel in de manier van schrijven. Yehoshua houdt van zijn personages – ook van de minder sympathieke – en beschrijft ze met compassie, maar ook met ironie en humor. Tragische gebeurtenissen worden bij Yehoshua nooit loodzwaar, omdat hij er altijd ook een absurde of groteske kant aan ontdekt, zonder dat dat afbreuk doet aan de ernst van de situatie. Daarom is Vriendschappelijk vuur voor mij een van de Hoogtepunten van mijn vertaaloeuvre.
De Hebreeuwse titel van het boek, Esj jedidoetiet, ‘Vriendschappelijk vuur’, is een letterlijke vertaling van de Engelse term friendly fire, ‘eigen vuur’, die gebruikt wordt als een militair per ongeluk iemand raakt uit het eigen kamp. De titel verwijst naar de dood van de zoon van een van de personages, door ‘vriendschappelijk vuur’ gedurende zijn diensttijd op de Westelijke Jordaanoever. Net als in het Nederlands wordt de letterlijke vertaling uit het Engels doorgaans niet gebruikt in het Hebreeuws. Een van de personages heeft de term geïntroduceerd bij wijze van eufemisme, en in de loop van het boek krijgt hij steeds meer betekenissen.
Hoofdpersonen in het boek, dat oorspronkelijk in 2007 verscheen, zijn Amots Jaäri en zijn vrouw Daniëlla, allebei rond de zestig. Jaäri is directeur van een ontwerpbureau voor liften. Daniëlla, lerares Engels, gaat in de chanoekavakantie in december naar haar zwager in Tanzania, op zoek naar herinneringen aan haar oudere zuster, die daar ruim een jaar eerder is overleden. Afwisselend leeft de lezer mee met Jaäri, alleen achtergebleven in Tel Aviv, en met Daniëlla in Tanzania. Jaäri beleeft de nodige verwikkelingen met een liftschacht in een flatgebouw waaruit vreemde fluit- en jammertonen komen, veroorzaakt door mysterieuze winden (of geesten, hetzelfde woord in het Hebreeuws), waarvoor hij een oplossing moet vinden, en met zijn oude vader, zijn zoon, schoondochter, dochter en de kleinkinderen.
Daniëlla, in het verre Afrika, wordt door haar zwager geconfronteerd met het andere, minder gezellige Israël. De zwager, Jirmi, een afkorting van Jirmejahoe, Jeremia, niet toevallig een verwijzing naar de profeet, heeft met enkele jaren tussentijd de dood van zijn zoon en van zijn vrouw moeten verwerken. De dood van zijn zoon staat voor hem symbool voor het geweld dat heeft geleid tot de mislukking van Israël en van het jodendom in het algemeen, waarvan hij niets meer wil weten. Na zijn pensionering als diplomaat in Tanzania is Jirmi in Afrika gebleven, waar hij werkt als administrateur bij een project van archeologische opgravingen naar de voorouders van de mens. De chanoekakaarsen en de Israëlische kranten die Daniëlla voor hem heeft meegenomen, gooit hij in de kachel.
Behalve door het pessimisme van Jirmi wordt Daniëlla ook geraakt door de Afrikaanse cultuur en het animisme. Hier suggereert Yehoshua een relatie met de ‘geesten’ in de liftschacht waarmee haar man te maken krijgt. Aan het eind van de week keert Daniëlla ontredderd terug naar Israël. Zal ze de kracht kunnen opbrengen om samen met Amots de laatste chanoekakaars te ontsteken, een heel andere vorm van ‘vriendschappelijk vuur’, die symbool staat voor hoop in bange tijden?