Osnat nam toen ze wegging het etensblad mee, waar het meeste eten op was blijven liggen. Ze zette het op de trap van de veranda, om het de volgende ochtend vroeg terug te brengen naar de kibboetskeuken, op weg naar haar werk in de wasserij. Daarna maakte ze een kort wandelingetje over de cipressenlaan bij het licht van de lantaarns van het park. Sinds Boaz haar in de steek had gelaten en bij Ariëlla Barasj was ingetrokken, had Osnat veel aandacht voor wat er in haar omgeving gebeurde, voor wat voorbijgangers zeiden en voor de geluiden van de vogels en de honden. Toen ze nog maar net aan het wandelen was, meende ze dat Maarten zou gaan stikken en haar riep om terug te komen, maar ze begreep dat het maar verbeelding was, en dat ook als hij haar zou roepen, ze hem niet zou kunnen horen.
Op het bankje halverwege de cipressenlaan zat oma Slava in haar eentje, in een wijde katoenen jurk en met sandalen waar je haar tenen in zag, die krom, rood en ruw waren. Ze was weduwe en had een zoon verloren, en bij ons waren ze bang voor haar, heks en monster noemden ze haar, omdat ze links en rechts mensen uitschold, en omdat ze soms vrouwen in het gezicht spuugde die haar boos hadden gemaakt. Osnat wenste haar goedenavond en oma Slava, verbitterd en spottend, vroeg aan Osnat: ‘Hoezo, wat is er aan de hand? Wat is er zo goed aan deze warme, vochtige avond?’
Toen ze terugkwam op haar kamer, schonk Osnat zichzelf een glas koud water met citroensap in en deed haar sandalen uit. Op blote voeten ging ze bij het open raam staan en ze zei bij zichzelf dat de meeste mensen blijkbaar meer warmte en genegenheid nodig hadden dan de anderen konden geven, en dat geen van de kibboetscommissies het verschil tussen vraag en aanbod ooit zou kunnen bijpassen. De kibboets, dacht ze, had de maatschappelijke orde een beetje veranderd, maar de aard van de mens veranderde niet, en die aard viel niet mee. Jaloezie en kleingeestigheid en afgunst kon je niet voorgoed afschaffen door erover te stemmen in de kibboetsorganen.
Ze spoelde het glas om waaruit ze gedronken had en zette het omgekeerd in het droogrek, kleedde zich uit en ging naar bed om te slapen. Haar bed werd slechts door een dunne muur gescheiden van dat van Maarten, en ze wist dat als hij vannacht zou hoesten of rochelen, zij meteen wakker zou worden en een ochtendjas zou aantrekken en hem te hulp zou snellen. Ze sliep heel licht, haar oren vingen elk hondengeblaf in het duister op, elk gekrijs van een nachtvogel, elk geritsel van de wind tussen de dichte struiken. Maar de nacht verliep rustig en alleen de nachtwind waaide in de top van de vijgenboom. Tegen de ochtend viel er zware dauw op de gazons en het maanlicht was over alles uitgegoten en ontstak in de dauwdruppels een bleke zilveren gloed.
Vertaling: Hilde Pach
3 reacties
Dat smaakt naar meer, veel meer….. januari
Vandaag “Onder vrienden” van Amos Oz, vertaling Hilde Pach gelezen, en ervan genoten, zoals eerder ook van “Dorpsleven”, van “Een verhaal van liefde en duisternis”, van “Verzen van het leven en de dood”. Schitterende vertaling ook ! Dank u wel, mevrouw Pach !
Auteur
Dank u wel, meneer Gommers, en ik ben blij dat u ervan genoten hebt!