Op zaterdag 14 november 2015 vond in Amsterdam de Nexus-conferentie Waiting for the Barbarians plaats. Toonaangevende intellectuelen uit Het Midden-Oosten, Amerika en Europa kwamen bijeen om te discussiëren over de vragen als: waarom zijn er nog altijd barbaren? En hoe beschaafd zijn wij zelf eigenlijk? Na afloop van de conferentie schreven de sprekers een essay over deze twee grote vragen, die nu in Nederlandse vertaling onder de titel ‘Wachten op de barbaren’ gebundeld zijn in Nexus 71 (2016), samen met de door mij vertaalde openingslezing door de Israëlische schrijver Amos Oz. De conferentie kreeg een onheilspellend actuele lading na de dodelijke aanslagen die de dag ervoor in Parijs waren gepleegd. Hieronder zijn de eerste alinea’s te lezen van de lezing van Amos Oz.
Lof van de schiereilanden
Amos Oz
Dit is een ochtend van ontsteltenis en verdriet. We leven mee met de onschuldige slachtoffers, hun familieleden, Parijs, Frankrijk, de mensheid. Hier volgen enkele regels die ik vlak na 11 september schreef en die ik vandaag graag wil herhalen: ‘Er is in de wereld maar één macht die fanatieke islamisten in bedwang zou kunnen houden en zelfs zou kunnen verslaan, en die komt van de gematigde moslims. Wij wachten nu allemaal af totdat gematigde moslims van zich laten horen, zelfs actie ondernemen.’
Dames en heren, laat me beginnen met een persoonlijke ontboezeming. Sinds jaar en dag sta ik om vier uur ’s ochtends op. Een wandeling voor de dageraad brengt veel dingen terug tot de juiste proporties. Wanneer bijvoorbeeld in het nieuws van de avond daarvoor een politicus woorden heeft gebruikt als ‘voorgoed’, of ‘voor altijd en eeuwig’ of ‘nog in geen miljoen jaar’, dan kan ik de stenen in de woestijn of de sterren boven het stadspark zachtjes horen lachen om het tijdsbesef van die politicus.
Nog steeds voor zonsopkomst ga ik terug naar huis, zet een kop koffie, ga aan mijn bureau zitten en begin mezelf vragen te stellen. Ik vraag niet waar het heen gaat met de wereld, of welke kant we op moeten. Ik vraag mezelf: ‘Hoe zou het zijn als ik hem was, hoe zou het zijn als ik haar was? Wat zou ik voelen, willen, vrezen en hopen? Waar zou ik me voor schamen, in de hoop dat niemand er ooit achter komt?’
Het is mijn vak om in andermans schoenen te gaan staan, of zelfs in zijn of haar huid te kruipen. Ik word gedreven door nieuwsgierigheid. Ik was een nieuwsgierig kind. Bijna alle kinderen zijn nieuwsgierig. Er zijn echter maar weinig mensen die nieuwsgierig blijven als ze volwassen zijn en oud worden.
We weten allemaal dat nieuwsgierigheid een noodzakelijke voorwaarde is, de eerste voorwaarde zelfs, voor elk intellectueel of wetenschappelijk werk. Maar ik wil hieraan toevoegen dat ik nieuwsgierigheid ook beschouw als een morele deugd. Een nieuwsgierig mens is een iets beter mens, een betere ouder, betere partner, buurman of -vrouw en collega dan een niet-nieuwsgierig mens. Een nieuwsgierig mens is ook een betere geliefde.
Ik zou willen opperen dat nieuwsgierigheid, naast humor, het belangrijkste tegengif vormt tegen fanatisme. Fanatici hebben geen gevoel voor humor en zijn zelden nieuwsgierig. Want humor ondermijnt het fanatisme, terwijl nieuwsgierigheid het risico van avontuur met zich meebrengt, dingen ter discussie stelt en je soms zelfs laat ontdekken dat je eigen antwoorden fout waren.
Dat brengt me op de voornaamste rol van literatuur in het bijzonder en van kunst in het algemeen. Hun grootste verdienste is niet het aandringen op sociale hervorming of het uitoefenen van politieke kritiek. U weet dat de achtertuinen van de filosofie en de theologie bezaaid zijn met de geraamtes van romanschrijvers en dichters die wilden wedijveren met filosofen en theologen, met ideologen en zelfs met profeten. Een enkeling is daar ook in geslaagd, maar daar gaat het niet om. Ook al kan slechte literatuur heel belangrijke en positieve morele boodschappen bevatten, het blijft slechte literatuur.
Het kenmerk van goede literatuur en kunst is dat ze een derde oog in het voorhoofd kan openen. Om ons oude, aftandse dingen in een heel nieuw licht te tonen. ‘Zelfs een oud tafereel kent een moment van geboorte’, zoals de grote Israëlische dichter Natan Alterman het omschreef. Grote literatuur is in de schoenen gaan staan en in de huid gekropen van anderen, vreemdelingen, soms onaangename mensen, de Don Quichots, de Iago’s, de Raskolnikovs van deze wereld. Slechte literatuur opent geen derde oog. Het herhaalt alleen maar wat we al weten, en toont ons alleen wat we al hebben gezien.
Vertaling: Hilde Pach
Het vervolg van de lezing van Amos Oz en de essays van alle deelnemers aan de conferentie kun je lezen in Nexus 71. Op de website van het Nexus Instituut kun je de bundel bestellen en meer te weten komen over de activiteiten van het Nexus Instituut.