Ach, Dries van Agt overleden. In 2002 interviewde ik hem voor het ‘Historisch Nieuwsblad’ over de mislukte formatie van een PvdA-CDA-kabinet in 1977, die een half jaar later uitmondde in een rechts kabinet van CDA en VVD. Het interview kun je hier lezen. Toen ik hem thuis opzocht voor het interview werd ik hoffelijk ontvangen, al moest ik wel even wachten totdat hij een fax uit Betlehem had afgehandeld. Hij was in die tijd ook al druk in de weer met de Palestijnse zaak. Ik kwam toen net terug uit Israël, waar ik – op het hoogtepunt van de tweede intifada – een aantal mensen had geïnterviewd die elf jaar daarvoor hadden deelgenomen aan een ontmoeting van Israëlische en Palestijnse studenten op initiatief van D66 en de Israëlische partij Meretz. Het verslag van die ontmoeting verscheen later in NRC Handelsblad. Je leest het hier. Ik vertelde hem daarover en hoewel het duidelijk was dat onze meningen over het conflict enigszins uiteenliepen, kon hij er wel waardering voor opbrengen. Het interview verliep in goede sfeer en zonder verdere referenties aan de situatie in het Midden-Oosten, en na afloop stond hij erop mij met de auto naar het station te brengen. We liepen door zijn tuin, waar een grote vlaggenstok stond. In die dagen was er veel te doen om Gretta Duisenberg, evenals Van Agt zeer begaan met het lot van de Palestijnen. Aan haar huis in Amsterdam-Zuid had ze een Palestijnse vlag gehangen, pal tegenover haar joodse buren, die dit niet echt konden waarderen. Ietwat plagerig vroeg Van Agt aan mij: ‘Stel nu dat ik aan deze vlaggenstok een Palestijnse vlag had gehesen, had u dan wel binnen willen komen?’ Ik antwoordde hem dat ik dat wel gedaan zou hebben, maar er waarschijnlijk wel een vraag over zou hebben gesteld. Dat vond hij geloof ik wel een goed antwoord, en vervolgens bracht hij mij netjes naar het station.