Avrom Karpinovitsj
Op de vismarkt van Wilne was het vol. In de smalle doorgang tussen de rijen kuipen liepen vrouwen uit de hele omgeving rond. Omdat de vrouwen van Poplaves en Zaretsje er lucht van hadden gekregen dat uit de meren van Braslav goedkope spiering was aangevoerd, kochten ze flink in. De vingers van de vissersvrouwen brandden ervan. Het ging er snel aan toe. Hier hoefden ze niet bij elk visje het kieuwdeksel op te tillen om de kopers ervan te overtuigen dat het daar rood was – een teken van versheid. De klant kreeg een mand katvis in de handen gestopt met het verzoek om door te lopen.
Op zo’n dag was de folklorist Rubinstein erop uitgegaan om materiaal te verzamelen. Hij kwam uit een stadje helemaal achter Byalistok om folklore te verzamelen in het Jeruzalem van Litouwen. In het Jiddisje Wetenschappelijke Instituut had men hem gezegd dat als hij echte volkstaal wilde vinden, hij moest rondlopen op de vismarkt van Wilne. Hoewel Rubinstein mank liep, was hij in staat om zich voor een spreekwoord naar het andere eind van de stad te slepen. Zo was hij ook deze keer heel vroeg opgestaan en kwam hij op de vismarkt. Het was een zware tocht voor hem. Het viel hem lang niet gemakkelijk om zijn manke been voort te slepen van de Savitsjerstraat, waar hij zijn kamertje had, naar de markt, maar wat heeft men niet over voor de folklore…?
Rubinstein had zich in zijn hoofd gezet dat de Wilner uitdrukkingen zo snel mogelijk gered moesten worden, want het zou een groot verlies voor de cultuur zijn als ze onverhoopt verloren gingen. Omwille van zijn grote liefde voor de folklore was hij zelfs vrijgezel gebleven. Hoewel hij heel wat huwelijksaanzoeken had gehad, en van goede partijen, had hij ze allemaal afgewezen. Op het instituut wilde men hem koppelen aan de stagiaire Zelde, een oude vrijster, specialiste in joodse gerechten tot helemaal in de twaalfde eeuw. Rubinstein zag echter in zijn rijke verbeelding hoe Zelde de stagiaire als een ooievaar op haar lange, dunne benen naar het instituut beende, terwijl hij achter haar aan kwam hinken. Dat beeld beviel hem helemaal niet. Wilne zou hen hartelijk uitlachen.
Nu stond hij op de vismarkt te loeren naar folklore. Hij durfde niet dichter bij de kuipen te komen, uit angst dat hij voor schut gezet zou worden. Ook al omdat het rond om de kuipen glibberig was, en dan zou hij lelijk kunnen uitglijden. Hij stond aan het uiteinde van de kramen en hij had het niet meer. Roezjke de visvrouw liet zich helemaal gaan. Rubinstein hoorde uit de verte maar één op de tien woorden, maar wat hij hoorde was genoeg om hem het water uit de mond te laten lopen. Roezjke had een vrouw de les geleerd en was maar al te graag bereid haar een klap met een karperstaart te verkopen.
Bij de kuipen begon het leeg te worden. De visvrouwen begonnen hun schubbige schorten uit te doen. Nog even en de vismarkt zou verlaten zijn. De eerste die hem opmerkte was Channe-Merke de visvrouw. Haar kuip stond helemaal aan het uiteinde. Ze zag een jongeman pas op de plaats maken, zonder een mand in zijn hand. Ze vroeg zich af wat dat te betekenen had: dat hij geen vis kwam kopen was immers zo duidelijk als wat. Het kon bijna niet anders of hij was een spion van de gemeente. Want wat betekende dat pas op de plaats maken met een potlood in de hand anders dan het controleren van de weegschaal? Channe-Merke had het meest van alle visvrouwen de neiging om minder af te wegen dan de klant toekwam. Op Jom Kipper, bij het Jizkor, als ze haar bittere hart luidkeels uitstortte, zei Joël de sjammes altijd: Channe-Merke, huil wat minder en weeg liever het goede gewicht af…
Dit is een fragment van mijn vertaling van ‘De folklorist’ van Avrom (Avraham) Karpinovitsj (1913-2014). Je kunt het hele verhaal hier lezen in de Nederlandse vertaling, die eerder verscheen in Grine medine 16 (juli 2004). Het Jiddisje origineel, oorspronkelijk verschenen in Karpinovitsj’ bundel Baim Wilner doerchhoif (J.L. Perets, Tel Aviv 1967), kun je hier lezen. Meer informatie over Karpinovitsj vind je hier.
1 ping
[…] Daarin vind je ook links naar de verhalen die ik van hem vertaald heb. Ik noem ze hier nog even: ‘De Folklorist’, ‘Zelik de Weldoener en Orke de Meier’ en ‘Graaf Paardenbloem’. Boris […]