Het is moeilijk om iets over de aanslagen in Parijs en omstreken te zeggen dat niet al gezegd is. Toch zit ik al een paar dagen doelloos naar mijn computerscherm te staren in plaats van de vertaling af te maken die zo’n haast heeft. Ik wil ook een duit in het zakje doen, al is het de vraag wie er zit te wachten op mijn mening. ‘Je suis Charlie’, het klinkt mooi en hartverwarmend,en hopelijk is het dat ook voor de gedecimeerde redactie van Charlie Hebdo, maar we weten best dat als IS of Al Qaida Jemen straks met kalasjnikovs in de hand aan de poorten van Fort Europa staat te rammelen om hier het islamitisch kalifaat te stichten, de meeste mensen opeens geen Charlie meer heten. Zo gaat dat. We zijn dapper zolang we niet persoonlijk bedreigd worden. Ik heb als redacteur gewerkt bij het joodse weekblad NIW, ik was in Israël op het hoogtepunt van de tweede intifada, toen er elke week wel ergens een aanslag was, en van de zomer nam ik deel aan het congres van de European Association for Jewish Studies in Parijs. Op de hoek van de straat van ons hotel stond een politiebusje. Het duurde even voordat ik doorhad dat dat busje er waarschijnlijk stond om ons te beschermen. In alle gevallen probeerde ik me voor te stellen wat er zou gebeuren als er echt een aanslag zou plaatsvinden op de plek waar ik me bevond. Maar eigenlijk lukte dat niet. Ik kon me gewoon niet voorstellen dat iemand echt van plan was om zomaar gewone mensen dood te maken. En ik wist ook wel zeker dat een politiebusje voor de deur dan niet afdoende zou zijn. In 2004 zat ik in Londen bij de Starbucks. Er kwam een jonge man binnen met een zware rugzak, die hij op de stoel naast me zette. Hij liep weg en zei dat hij zo terugkwam. Toen hij na een tijdje nog niet terug was, dronk ik snel mijn beker leeg en liep naar buiten, zonder iemand te waarschuwen. Zo dapper was ik dus. Er kwam geen knal. Pas een jaar later was er een golf van aanslagen in het Londense openbaar vervoer.
En afgelopen week dus de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo. Hoewel ik het blad nooit in handen heb gehad en het – denk ik – niet helemaal appelleert aan mijn gevoel voor humor, kan tegen de aanslag niet fel genoeg geprotesteerd worden. Dat geldt natuurlijk ook voor de aanval op de joodse supermarkt Hyper Cacher. Ik vond het al zo opvallend dat bij deze actie het anti-joodse aspect leek te ontbreken. Maar kijk: alles op zijn tijd.
Om terrorisme te bestrijden hebben we natuurlijk inlichtingendiensten nodig, en elitetroepen en dergelijke. We moeten meer investeren in kansarme jongeren in achterstandswijken, Hun laten zien dat er meer opties zijn dan naar Syrië gaan. En ondanks de angst en paniek die iedereen voelt bij zo’n aanslag, moeten we vooral laten zien dat we doorgaan met leven, met plezier maken, we moeten onze stem laten horen. Luister maar naar de zanger in het onderstaande filmpje.