De Tweede Kamerverkiezing is achter de rug. De zetels zijn opnieuw verdeeld. Maar welke invloed heeft het beleid van het parlement en – straks – de nieuwe regering op de gang van zaken in Amsterdam-Oost? We vroegen het aan Martin Verbeet, van 2004 tot 2010 stadsdeelvoorzitter namens de PvdA, en nu nog maatschappelijk actief, onder meer als bestuurslid van het slavernij-instituut NiNsee en voor Leergeld Amsterdam.
Het blijkt geen eenvoudige vraag. Telkens waaiert het gesprek uit naar andere belangrijke kwesties, in de buurt of in het land. Martin Verbeet (1950) werd in de jaren negentig politiek actief vanwege een landelijk thema, het herzieningsvoorstel van de WAO van Wim Kok, dat de PvdA in heftige beroering bracht. ‘Ik was het eens met Kok’, zegt Verbeet. ‘Mensen moeten niet alleen bestaanszekerheid hebben, maar hebben ook rechten en plichten.’ Verbeet werkte jarenlang als moleculair biotechnoloog, onder meer aan de Universiteit Leiden. ‘Als experimenteel onderzoeker wist ik dat je moet werken met onzekerheid. Mensen moeten risico’s dragen.’
Toch leidde Verbeets politieke interesse niet tot een gooi naar de landelijke politiek; in 2002 werd hij lid van de Stadsdeelraad Oost. Waarom? ‘Ik vond het belangrijk om dicht bij huis iets te kunnen doen. Bewoners kunnen politiek bedrijven voor hun eigen buurt. Ik ben er bijvoorbeeld trots op dat door mijn toedoen de openbare basisschool Aldoende in de Tweede Boerhaavestraat is opgeknapt, zodat het nu weer een bloeiende school is geworden. Ik heb ook altijd gestreden voor het groen houden van de voetbalvelden in de Watergraafsmeer, waar woningbouw dreigde te komen om het NS-station Science Park mogelijk te maken. We zijn tot de bodem gegaan, tegen de wensen van de gemeente, de NS en de landelijke overheid, maar uiteindelijk hebben we ons doel grotendeels bereikt.’
Decentralisatie afgebroken
Dat zal in de toekomst niet meer gaan, vreest Verbeet. Sinds 2014 hebben de stadsdelen geen gekozen bestuur en nauwelijks bevoegdheden meer, als gevolg van een beslissing van de toenmalige regering. Een duidelijk voorbeeld van invloed van de landelijke politiek op de gang van zaken in Amsterdam-Oost. Al is het geen ontwikkeling waar Verbeet blij mee is: ‘Gezien vanuit de landelijke politiek werkte de extra bestuurslaag van de stadsdelen vertragend. Daarom wilde men ervan af. Maar wat zie je nu? Schoolbesturen, woningcorporaties, politie en zorg, worden te weinig gecontroleerd op lokaal niveau. Als je met deze semioverheid wilt onderhandelen, moet je goed tegenspel bieden. Dat kan niet meer. Geen mandaat. De stadsdeelbestuurders die we nu hebben, doen het niet slecht, maar ze zijn niet democratisch gekozen, ze zijn gedropt. Het is ook jammer dat een blad als Dwars niet helemaal serieus wordt genomen, terwijl daarin burgers actief zijn, geïnformeerd worden en er geen commercieel oogmerk is. Het belang van lokale politiek wordt minder goed onderkend, de decentralisatie wordt gaandeweg afgebroken.’
Door de feitelijke teloorgang van het stadsdeelstelsel luistert het Amsterdamse gemeentebestuur dus minder naar de burgers in de buurten, maar luisteren parlement en regering eigenlijk nog een beetje naar Amsterdam?
‘Dat valt tegen’, vindt Verbeet. ‘Het verschilt per regering, en de aanwezigheid van Amsterdammers in het landsbestuur scheelt ook wel iets, maar er is vooral veel incidentenpolitiek. Neem de toeslagenaffaire, dat is een gevolg van antifraudebeleid, en daar komt dan nu een reactie op. Het toeslagensysteem zelf was trouwens ook een reactie op armoede en lage inkomens. Doordat er om de vier jaar verkiezingen zijn, is er bij politici maar weinig ruimte voor een langetermijnvisie.’
Hart van de wereld
Maar om op de oorspronkelijke vraag terug te komen: ‘Amsterdam-Oost krijgt natuurlijk wél te maken met het landelijke beleid’, zegt Verbeet. ‘Oost is een perfecte dwarsdoorsnede van Amsterdam, dus alles wat elders speelt, speelt hier ook. Investeren in energiezuinig wonen is bijvoorbeeld óók van belang voor Amsterdam-Oost, maar er zijn hier veel oude huizen, dus isolatie van woningen en energietransitie vragen hier meer aandacht dan andere aspecten van verduurzaming. Het algemene beleid houdt niet speciaal rekening met de situatie in Amsterdam-Oost.’
Verbeet heeft inmiddels andere manieren gevonden om invloed te hebben op de landelijke politiek. In 2010 verruilde hij de stadsdeelraad voor de gemeenteraad. ‘Ik zag daar erg naar uit, maar ik merkte gaandeweg dat ik niet zo’n geweldige volksvertegenwoordiger ben. Besturen vind ik leuk, maar die vier jaar in de gemeenteraad waren wat frustrerend. Doorstromen naar de landelijke politiek leek me toen ook niet zo’n goed idee. Ik vind het interessanter om invloed te hebben op de landelijke politiek als lobbyist. Juist voor activiteiten in Oost. Ik ben ook echt van Oost gaan houden. Ik ben opgegroeid in West, maar nu is Oost voor mij “het hart van de wereld”. Het is een smeltkroes, waar heel veel gebeurt.’
Rita Verdonk
Door zijn werk als stadsdeelbestuurder heeft Verbeet een groot netwerk opgebouwd, en niet alleen op lokaal niveau. Landelijke bekendheid kreeg Verbeet tegen wil en dank al kort na zijn aantreden in 2004 door de moord op Theo van Gogh, letterlijk tegenover het stadsdeelkantoor. Even was Amsterdam-Oost het centrum van de wereld. Een jaar later had Verbeet een aanvaring met toenmalig minister Rita Verdonk van Vreemdelingenbeleid en integratie, die naar de slavernijherdenking op 1 juli wilde komen, tot ongenoegen van veel jonge mensen die zich door haar harde opstelling ten aanzien van de jeugd met een migratieachtergrond in de steek gelaten voelden. Ook in latere jaren verliep de herdenking vaak roerig, onder meer omdat nazaten van tot slaaf gemaakten zich onvoldoende erkend voelden door de vaak witte autoriteiten. De organisator, het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee), dreigde in 2011 zelfs opgeheven te worden. Verbeet: ‘Als stadsdeelvoorzitter werd ik gevraagd om te bemiddelen, om de mensen zelf iets in handen te geven voor de erkenning van het slavernijverleden. Inmiddels zijn we in rustiger vaarwater gekomen en ben ik bestuurslid van het NiNsee. We willen een echt Nationaal Comité 1 juli oprichten. We hebben de wind mee. De kijk op het verleden is aan het veranderen. Het slavernijverleden en zijn vervolg in de koloniale periode laat zien hoelang we met tweede-, derderangsburgers hebben gewerkt. En eigenlijk is dat nog steeds zo; dat zie je aan de ongelijke kansen in het onderwijs.’
Dat laatste is ook een onderwerp dat Verbeet ter harte gaat. Daarom zit hij onder meer in het bestuur van Leergeld Amsterdam, een vrijwilligersorganisatie, gericht op kinderen die hulp nodig hebben bij het bekostigen van leermiddelen. Ook zit hij in de raad van toezicht van De Kids van Amsterdam Oost, een theater-, dans- en muziekschool voor ‘kids’ van 5 tot 25 jaar, van wie veertig procent van een klein inkomen moet rondkomen en juist veel aandacht verdient. De school wil een veilige omgeving te bieden waar de talentontwikkeling van het kind centraal staat. ‘Een project waar ik trots op ben’, zegt Verbeet. ‘Zo heb je op een positieve manier invloed op de politiek.’
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Dwars door de buurt, buurtkrant voor Amsterdam-Oost, nr. 220 (26 maart 2021). Het is ook te lezen op oost-online