Op 29 november 2012 was het op de dag af 65 jaar geleden dat de Verenigde Naties instemden met de stichting van een joodse en een Palestijnse staat in het Britse mandaatgebied Palestina. De joodse gemeenschap in Palestina en ook veel joden elders beschouwden deze stemming als een kwestie van levensbelang. Amos Oz beschrijft in zijn boek Een verhaal van liefde en duisternis erg mooi hoe spannend het die avond bij hem thuis was en hoe groot de vreugde was toen het besluit was genomen. Je kunt dat hier lezen.
Na de stemming accepteerde de joodse gemeenschap het delingsplan; de Palestijnse inwoners en de omliggende Arabische staten deden dat niet. Een half jaar later verlieten de Engelsen Palestina en riep David Ben Goerion de staat Israël uit. Sindsdien is er heel veel gebeurd. Israël bestaat bijna 65 jaar, maar een Palestijnse staat is er nog steeds niet. Er zijn vele pogingen gedaan om tot een oplossing te komen – ik heb daar zelf ook ooit een kleine bijdrage aan proberen te leveren – maar zo langzamerhand lijkt niemand er meer erg zijn best voor te doen. Het wederzijds wantrouwen overheerst.
Toch zijn er lichtpuntjes. 65 jaar geleden wilden de Palestijnen het land niet delen met de joodse inwoners; tegenwoordig erkennen de meesten van hen dat er weinig anders op zit. Op 29 november 2012 hebben de Verenigde Naties Palestina erkend als staat. Praktische betekenis heeft dat nog niet. Maar je weet het maar nooit: nu Palestina officieel is erkend als staat, gaat het zich misschien ook wat meer gedragen als een staat. En wie weet heeft dat een gunstige uitwerking op alle partijen. Een naïeve gedachte? Ongetwijfeld. Maar zoals Theodor Herzl al zei: ‘Als je maar wilt, is het geen sprookje.’