Hoe roeien het nieuwe hardlopen werd

Op 8 maart moest ik afroeien in de C4*. Zoals bijna elk weekend in die lang vervlogen periode was het regenachtig en onstuimig. Aanleggen in de haven van RIC was vrijwel onmogelijk, niet alleen door de wind maar ook door het gekrioel van studenten die trainden voor belangrijke evenementen die geen van alle doorgang zouden vinden. Maar dat wisten we toen nog niet. En aanleggen bij RIC was precies wat ik moest doen. Het ging niet goed en ik zakte. Pech gehad. Je kon ook denken: ik zou nog wat meer moeten oefenen. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Helaas, een week later was er een persconferentie: RIC moest dicht. Inmiddels zijn we bijna twee maanden verder en heel misschien mag ik het over een tijdje wel in een C1 gaan proberen. Een mens moet blijven hopen.

Ik had vooral graag willen slagen omdat ik daarmee voor mijn gevoel een periode van frustratie zou kunnen afsluiten. Jarenlang liep ik hard. Best fanatiek. Driemaal per week trainen, deelnemen aan halve marathons, of liever nog aan trailruns: lopen over bospaadjes, door de duinen, over de Veluwe, het Zuid-Limburgse heuvelland. Ik was lid van hardloopvereniging ZOEV, die ik zo ongeveer heb helpen oprichten, ik verzorgde de PR, zat een tijd in het bestuur, gaf trainingen. Kortom, hardlopen was een deel van mijn identiteit.

Trailrunning. Duinentrail Schoorl 2012 – Foto Corné Bastiaansen

Ruim zeven jaar geleden kwam er iets tussen. Ik kreeg dystonie, een chronische neurologische aandoening waardoor bepaalde spieren zich onwillekeurig aanspannen. De oorzaak is meestal onbekend, de symptomen kunnen verlicht worden door – jawel – botoxinjecties. Bij mij manifesteerde het zich vooral in mijn nek en bovenlichaam. Aanvankelijk had ik er weinig last van tijdens het hardlopen, maar van die voortdurende spanning in mijn lijf werd ik zo moe dat ik het niet meer kon opbrengen om driemaal per week te trainen, en daardoor ging het lopen steeds moeizamer. Toch kon ik er niet mee stoppen. Mentaal was ik nog steeds een hardloper. Intussen probeerde ik allerlei andere activiteiten uit: zwemmen, dansen, fietsen, squashen, de sportschool. Maar niets kon het hardlopen echt vervangen. Af en toe fluisterde mijn man, zelf al jaren actief bij RIC: ‘Misschien moet je gaan roeien.’ Maar dat wilde ik niet horen. Dat had hij namelijk al eens eerder gezegd, toen ik negentien was en we elkaar pas kenden. Midden in de winter ging ik een cursus bij Skøll volgen, waar we pardoes in een C1 werden gezet en ons moesten zien te redden, onder leiding van een juf die het ook niet zo goed wist. Toen ik bijna gekielhaald was door een vrachtschip, vond ik het welletjes. Roeien was niets voor mij.

Twee jaar geleden, op een zonnige zaterdag, toog ik ten slotte toch naar Roeicentrum Berlagebrug voor een roeiclinic van een kwartier. Ik vond het al heel wat dat ik kon in- en uitstappen zonder in het water te vallen, en eigenlijk viel het stuk daartussenin ook wel mee. In juli schreef ik me in voor een beginnerscursus in een C4*. Met de drie andere dames in de boot kon ik het goed vinden, de instructeur deed zijn best, het roeien leverde weinig fysieke problemen op en ik vond het leuk. Zo leuk dat er nog drie cursussen volgden. Zou dit dan het ‘nieuwe hardlopen’ kunnen worden? Nog niet helemaal. Je was namelijk afhankelijk van een instructeur-annex-stuurman/vrouw, die iets onduidelijks deed met een touw. Samen roeien was fijn, maar onafhankelijkheid ook. Na een jaar was het daarom tijd voor de overstap naar een vereniging. Samen met mijn roeigenotes werd ik lid van RIC. Met dank aan mijn man.

Bij RIC wachtte ons nog een heel traject: sturen, commando’s geven, aanleggen. Allemaal nieuw voor mij. Niet eenvoudig, maar daardoor een uitdaging. Af en toe flakkerde mijn verlangen naar het hardlopen nog op, maar naarmate ik meer controle kreeg over de boot, groeide mijn affiniteit met het roeien. Wat zou het mooi zijn om mijn bevoegdheid te halen, C4*, C1, dan tochtjes maken, meedoen aan wedstrijdjes, wie weet kwam zelfs de skiff in beeld… En zo viel op een dag het besluit: het hardlopen is voorbij, voortaan wordt het roeien.

Toen kwam corona. Droom maar lekker verder. Opeens begon iedereen hard te lopen. Zou ik dan toch weer…? Nee, ik blijf standvastig. Ik maak tochtjes op mijn racefiets, langs de Amstel bijvoorbeeld, en zie dan soms een skiff voorbijglijden, met bordeauxrode bladen. Hoewel mijn theorie-examen in april niet is doorgegaan, ken ik de stof uit mijn hoofd, dus ik weet welke vereniging hier de regels overtreedt. Ik wacht intussen netjes af tot we weer mogen. Of anders koop ik zelf een boot.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk onder de titel ‘Mijn roeireis – tot nu toe’ in de Dolpen, het ledenblad van Roeivereniging RIC (mei 2020). Hier kun je het artikel als PDF lezen.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.