‘Zoek niet in de ruimte wat je in de tijd bent kwijtgeraakt’. De laatste lezing van Amos Oz

Of Amos Oz wist dat de lezing die hij in juni 2018  hield zijn laatste optreden voor een groot publiek zou zijn, wie zal het zeggen. Het was in elk geval een waardig afscheid. 

Oz hield de lezing een half jaar voor zijn dood aan de Universiteit van Tel Aviv; zijn bijdrage vormde het sluitstuk van een lezingenserie over de geschiedenis van het zionisme. De integrale lezing is op YouTube te zien en te horen, met Engelse ondertiteling. Hoewel Oz uit zijn hoofd  sprak, hield hij een verbazingwekkend coherent verhaal, dat opviel door zijn kalme overredingskracht. Hij sprak over bekende onderwerpen: het conflict tussen Israëli’s en Palestijnen, zijn afkeer van fanatisme, en anders dan in sommige eerdere toespraken deed hij dat zonder enige hoogdravendheid. Hij hield het klein, probeerde zich te verplaatsen in gewone mensen, gebruikte aansprekende voorbeelden en anekdotes.

En passant gaf Oz ook een beknopt overzicht van het ontstaan en de ontwikkeling van het zionisme en de staat Israël, en van de personages die daarbij een belangrijke rol hebben gespeeld. Omdat die namen en begrippen niet bij elke Nederlandse lezer bekend zullen zijn (en ook – eerlijk is eerlijk – om het boekje iets meer omvang te geven), heb ik flink uitgepakt met verklarende voetnoten. Bij de vertaling van zijn literaire werk ben ik daar doorgaans zeer spaarzaam mee, maar hier heeft het hopelijk een meerwaarde.

De lezing werd kort na Oz’ dood geredigeerd door zijn oudste dochter Fania Oz-Salzberger en zijn zoon Daniël Oz, maar toen ik de gepubliceerde versie ging vertalen, merkte ik tot mijn verbazing dat die vrijwel woordelijk overeenkwam met de lezing zoals hij die had uitgesproken. Zijn spontaniteit en zijn – ik weet geen betere uitdrukking – kalme gedrevenheid zijn in boekvorm dan ook bewaard gebleven. Hoe vaak Oz ook al over deze onderwerpen gesproken en geschreven heeft, ik vond het een genoegen om dit boekje te lezen (én te vertalen). Je kunt het beschouwen als een epiloog bij zijn essaybundel Beste fanatici (2017; vert. Sylvie Hoyinck). Oz refereert vagelijk aan zijn naderende einde en laat merken dat hij deze lezing ziet als een politiek testament, maar ook als een persoonlijk testament. Hij verwijst een aantal keren naar zijn roman Een verhaal van liefde en duisternis, waarin hij ook aan de hand van persoonlijke voorbeelden dingen over de situatie in zijn land duidelijk maakte.

Oz heeft vaak gezegd dat hij een duidelijk onderscheid maakte tussen de manier waarop hij uiting gaf aan zijn politieke opvattingen en zijn literaire werk: ‘Als ik het met mezelf eens ben, schrijf ik een kwaad artikel in de krant, maar als ik met mezelf in discussie ben, als ik meer stemmen in mezelf hoor, dan wordt het een verhaal of een roman.’ In deze lezing lijkt hij een synthese gevonden te hebben: hij verplaatst zich in mensen aan beide kanten van het conflict, schrijft begripvol over hen, maar is tegelijkertijd streng: het heeft geen zin om in het verleden te blijven hangen; er zijn wonden geslagen, maar we moeten verder, verder met elkaar, verder met onszelf. Het lijkt soms alsof je een personage uit een van zijn romans hoort, bijvoorbeeld Sroelik, de verstandige kibboetsbewoner uit Volmaakte rust, de eerste roman die ik van Oz vertaalde (1982, vert. 1987). Door zijn politieke boodschap te brengen met literaire middelen heeft Oz van zijn betoog óók een literair kunstwerkje gemaakt.

Amos Oz,  De laatste lezing. Hoe het verder moet met Israël (oorspronkelijke titel: Kol hachesjbon od lo nigmar – Hahartsaä haächarona). Vertaald uit het Hebreeuws door Hilde Pach. De Bezige Bij, Amsterdam 2020, 64 p.

In Het Parool verscheen een mooie bespreking van het boekje door Dries Muus, die je hier kunt lezen.

Hieronder een fragment uit De laatste lezing, waarin Oz met behulp van een anekdote op het gevaar van reconstritis wijst (p. 18-22).

Nu ik mijn wijsheid in een notendop heb gepresenteerd, wil ik u een verhaal vertellen. Ruim twintig jaar geleden ontmoette ik in Parijs een Palestijnse intellectueel. Hij was toen een jaar of dertig, ik heb sindsdien geen contact meer met hem gehad. Hij was docent in een van de sociale wetenschappen aan een Franse universiteit. Ik weet niet meer wat precies zijn vakgebied was, ik weet niet eens meer hoe hij precies heette. Maar ik heb wel de eerste zin onthouden die hij tegen me uitsprak, meteen toen we elkaar de hand schudden: Ik kom uit Lifta.

Dat vond ik een beetje vreemd, een man van dertig, hoe kon die uit Lifta komen? Lifta herinner ik me nog heel goed. Mijn ouderlijk huis in de wijk Kerem Avraham was anderhalve kilometer van Lifta vandaan. En ik beken hier vandaag, ik weet niet wat ze hierom met me zullen doen: mijn revisionistische vader en mijn moeder en ik wandelden, ondanks al onze nationale trots, op sjabbat altijd naar Lifta om goede kaas te kopen, echt goede kaas. Om wat groente en fruit te kopen, dat goedkoper was en veel smaak had. Bovendien was het een prachtige plek. Een stuk of wat mooie stenen huisjes op een helling, honderd misschien, vijgenbomen, olijfbomen, wijnranken, pergola’s, zelfs een bron was er. Een schitterende, geliefde plek.

En die man zegt het volgende. Hij zegt tegen me: Weet u, het maakt me niet uit wie de baas is in Palestina. Ik wil de joden niet wegjagen. Ik wil geen wraak nemen op jullie. Ik wil mijn huis in Lifta.

Hij heeft het me niet laten zien, want we ontmoetten elkaar niet op zijn werkkamer, maar hij zei tegen me: Mijn hele kamer en ook mijn appartement zijn vol met afbeeldingen van Lifta en van mijn huis in Lifta.

Ik zeg: Neem me niet kwalijk, maar bent u daar weleens geweest?

Hij zegt: Nooit. Ik ken het van de afbeeldingen. Hij zei tegen me dat zijn grootouders of zijn ouders, dat weet ik niet precies meer, daar weggejaagd waren. Ik weet niet of ze verjaagd zijn of gevlucht, dat maakt niet zoveel uit, maar hij zei deze dingen tegen me met een enorme assertiviteit: U moet wel weten dat jullie geen vrede en geen rust zullen hebben totdat ik het huis krijg dat van mijn familie in Lifta was.

Dat was heel indrukwekkend.

Ik dacht daar even over na. Het was een paar momenten stil.

En toen zei ik tegen hem: Weet u, u zult uw huis in Lifta nooit  krijgen, en dat komt niet door de zionisten. Ook niet als morgen het joodse volk met een overweldigende meerderheid besluit dat het zionisme een vergissing was en wij vertrekken. Wij allemaal. We nemen de stok en de knapzak en gaan weg. We geven jullie de sleutels terug. Maar uw huis in Lifta krijgt u niet meer terug.

Hij zegt tegen mij: Waarom niet?

Ik zei tegen hem: Vertel eens, wilt u wonen in dat huis in Lifta? Gaat u verhuizen? Zegt u uw baan in Parijs op?

Hij zegt tegen me: Nee, hoezo? Ik wil er ’s zomers naartoe, elke zomer, om rustig onder de wijnrank en de vijgenboom te zitten, om te luisteren naar de bron en de belletjes van de geiten die van de helling af komen rennen. Dat is alles wat ik wil. Geen autonomie. Alleen dat.

Ik zei tegen hem: Laten we eens aannemen dat de Israëlische regering morgen het besluit neemt dat ze instemt met het recht op totale en ongelimiteerde terugkeer, voor kleinkinderen en achterkleinkinderen en iedereen die er aanspraak op maakt. Dan nog krijgt u uw huis in Lifta niet terug. Want als de mensen uit Lifta terugkeren – ze waren, als ik me niet vergis, met een stuk of duizend in ’48 – dan wordt het nu, als ze allemaal terugkeren, een stadje van tussen de vijftien- en twintigduizend mensen. Een paar  flatgebouwen, minimaal één discountdrogist, twee of drie supermarkten, een paar stoplichten, ernstige parkeerproblemen. Nee. De geiten en de bron zult u niet horen. U bent ziek, zei ik tegen hem, en ik heb de diagnose van uw ziekte. Degenen onder u die een medische of paramedische opleiding hebben, pak uw opschrijfboekje en noteer wat ik zei: U lijdt aan reconstritis. U zoekt in de ruimte wat u in de tijd bent kwijtgeraakt.

U verlangt hevig terug, uw hart gaat uit naar Lifta, u bent opgegroeid met de verhalen erover, opa, oma, papa, mama. Ik begrijp u. Ik veracht u niet. Ik zeg ook niet tegen u: Vergeet het. Nooit zal ik zeggen dat u het moet vergeten. Ik ben mijn kindertijd en mijn jeugdherinneringen ook niet vergeten. Ik zeg u iets anders: Verlangt u zo naar Lifta? Schrijf een boek. Maak een film. Schrijf een toneelstuk. Schrijf een wetenschappelijk artikel. Zoek wat u bent kwijtgeraakt in de tijd en niet in de ruimte, want u bent het niet kwijtgeraakt in de ruimte, u bent het kwijtgeraakt in de tijd.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.